MEVROUW IEPES
Mama is een verzetsweduwe. Een keer in de zoveel tijd komt er een maatschappelijk werkster van de stichting ‘veertig‑vijfenveertig’.
Als ik door de tuin gehuppeld de keuken in kom, zegt Nelletje, het dienstmeisje: ‘Mevrouw Iepes is er.’
Even in de gang kijken of haar jas daar staat.
Net zo griezelig als die grote zware leren jas die los in de gang staat, te zwaar voor de kapstok, is mevrouw Iepes.
Ik wil niet naar binnen.
‘Je mag wel éven hier blijven’, zegt Nelletje, ‘maar je moet naar binnen.’
Zoenen moet ook en het mens heeft een snor en zit wijdbeens. Ze draagt lange onderbroeken en het is niet beleefd daar naar te kijken, maar mijn ogen zijn stout. Als mama praat moet ik zwijgend naast haar stoel blijven staan, tot het even stil is en ik wat kan vragen.
Volgens mij duurt het soms wel een half uur voor er een pauze valt en ik kan vragen: ‘Mag ik buiten spelen?’
‘Ja schat, voor donker terug.’