Beetje brak
Als we onderweg zijn van Zierikzee naar Middelburg komen we weer een mooi hoogstaand watertje tegen. Kreek, zegt M. Ooit door een dijkdoorbraak ontstaan. Het is allang geen zeewater meer, maar het is nog wel een beetje brak. Zo, jij ook, zeg ik in gedachten tegen dat mooie plasje. Net als ik, een beetje brak. We zijn op de terugweg van de neurochirurg. En ik ben in de natuur op zoek naar fenomenen waar ik me mee vergelijken kan. De dag is vreselijk grijs en de druilerige regen maakt een mens niet vrolijk. De koude schaapjes in de regen vind ik zielig. Je zal daar maar staan op dunne pootjes met een natte vracht wol in die koude. De kale bomen vind ik ook sneu.
De dokter is vreselijk aardig. Dat had natuurlijk al alarmbellen moeten doen afgaan. Dokters houden niet van gezeur. Ik ook niet. Maar geopereerd moet er worden. Anders is de toekomst helemaal niet meer rooskleurig. Behalve het huidige gezwabber met lopen kunnen er meer uitvalverschijnselen gebeuren. Ik zie links en rechts armen en benen door de lucht vliegen. Ik heb het wel gemerkt, dat het erger is geworden, maar met een beetje optimisme kan ik me voorstellen dat ik me meer en meer aanstel. Niet dus. Als ik dus niet verlamd wens te worden, moeten ze mijn nek opereren, vierenhalve wervel, nou ja, daar moeten ze iets mee, weet ik veel. Hij heeft het fantastisch uitgelegd met de levensgrote graten op de monitoren. Genante vertoning. Zo zie ik er dus uit van binnen.
Het is een relatief eenvoudige ingreep in zijn vakgebied, zegt hij. En dan komen de waarlijke vreselijkheden nog even langs. Auto-ongelukken met verbrijzelde schedels en ander ongerief. En operaties van acht en tien uur. Bij mij is dat dus maar twee uur. En omdat ze mijn spieren opzij moeten trekken en weer terug prutsen, krijg je dan vreselijke spierpijn en pijnstillers. Fluitje van een cent. Maar dat moet wel in Rotterdam. En als alles goed gaat, mag ik na vier dagen zeuren weer naar huis.
Als ik het aan mijn zoon vertel, roept hij enthousiast, ik kom op bezoek. En ook M. is van plan niet van mijn zijde te wijken. Ik daarentegen wil er voor zorgen dat ik de niet-reanimatieverklaring in veelvoud bij me heb.
En als klap op de vuurpijl krijg ik ook nog te horen dat de operatie de huidige klachten niet zal beter maken. Was ik toch al aan gewend. Jammer alleen van mijn handen, die had ik graag weer terug in de oude toestand. Maar nee, niet zeuren. Ik kan er nog mee praten.
Ik ga een interessant litteken achter op mijn voorwaar beeldige nekje krijgen. M. moet maar veel foto’s maken van hoe het was. Ach en verder, gelukkig hoef ik niet van Syrië naar Rotterdam te lopen. Heb ik al een verblijfsvergunning en zelfs een prachtig huis. En lieve mensen zoals M. en de kinderen en warme vrienden. Als ze maar niet allemaal naar dat ziekenhuis komen. Dat vind ik niets.
Ik ben net als die kreek. Beetje brak. Stil water. Hoogstaand. Laat me maar.