Ik zie de stokroos
wiebelen in de wind
het beeld doemt op
van oma´s zoals
ze niet en nooit meer zijn
schemerend
haar mooie dun versleten huid
thee onder de muts,
wat een weer kind
knikkend
wat een weer
de stokroos groter nu dan ik
boven de schutting uit
bijna bloeien
ja kind het weer, knik, knik
ik sta in vroeger groen
en geloof dat alles goed komt
en de regen stopt
ja hè oma, ik geloof
in alles – vrede –
de stokroos zal
en in petemoeien
ik spreek geen spaans
ik spreek geen grills
ik ben niet voor elk wat wils
ik ben een vogel en ik loop
jullie in je hokken
ga zelf maar dood