Wat een vreemde bergen
wonen in mijn gesloten hoofd
oude afgronden tergen
lieflijke dalen overgroeid
de mensen die het gebied
bevolken zijn zichzelf
in flitsen en groot en klein
huis ik in grotten, woon op terpen
daar loopt opeens mijn oude hond
overal zijn kasten diepe laden
en alle katten met hun kuren
vertellen spinverhalen
achter de wenkbrouw bogen
heeft iedereen een ander land
als kind zie je de kinderen
zelf al tamelijk oude mensen
daar krijgen ze nog
hun eerste tand
een dode ouder huist daar
levend in het verleden
vreemde talen huizen in de berken
jij bent de beheerder
het is je eigen bizarre land