Op zoek naar van alles
De grote blauwe vogel Indigo zat met zijn vleugels wijd op het mos te jammeren. Moeder, ik weet niet waar ik het zoeken moet. Moeder Aarde zuchtte. Volg het spoor van de haat, zei ze, volg de bloedrivier en vind de bron, daar zit ook je zuster.
O, zei Indigo, nu moet ik spoorzoeker worden. Niet zo brutaal, zei Moeder Aarde. Je moet grote daden doen. Dat verwacht ik van je. Nu zuchtte Indigo.
Ondertussen waren onder de kleine dieren, mieren, rupsen, muggen, vinken en wandelende takken weddenschappen wie het eerste de Konaas zou vinden.
En in het ondergrondse graswortelcircuit werd druk gebabbeld en geroddeld. Iedereen weet toch wie de Konaas is. Die is in de weide omtrek van het wortelveld beroemd. Haas Konijn wist ook dat ze hem de Konaas noemden. Hij vond het prachtig. Hij vond alles prachtig als het over hem ging.
De eerste boodschappertjes bereikten hem. Konaas, je moet iets moeilijks gaan kauwen. Dat kan ik, pochte Haas Konijn. Ik kan alles kauwen. Alles. Breng het maar hier.
Nee, nee zeiden de kleine dieren, nee, je moet naar het Weenwoud. Dat is ver van hier en dat wordt een gevaarlijke reis. Durf je dat wel?
Dat liet Haas Konijn zich niet zeggen. Ik kan alles zei hij. Alles. Wie gaat er mee? Wie wijst de weg?
Haas Konijn kreeg heel wat voor zijn kiezen, hij moest op zijn lange tocht veel vreemde dingen vreten. Hij droomde van zijn lieve vredige wortelveld, maar ondanks alle ontberingen zette hij door. Hij sprong, hij rende, hij viel, maar hij was op weg. Met een hele schare muggen, vlinders, torren, vinken en wandelende takken.
Gerafeld en gelouterd kwam hij ten langen leste wankelend in het Weenwoud aan. En met zijn laatste restje bravoure riep hij: Wat moet ik hier kauwen?
Moeder Aarde was tevreden met haar keus voor de Konaas, al was het nog zo’n pochertje. Hij moest zich maar voortplanten. Zij stuurde hem konijnen en hazinnen.