De tussenkrachten
Ylustra en Indigo probeerden vast vrouwen te bevrijden en uit te pakken waar ingepakt en kregen daarbij hulp van een schare engelen. Maar de haatzaaiers spuugden haat en terreur in de bron van de bloedrivier.
Ondertussen staken woeste stormen op. De tussenkrachten waren bezig heel woedend te worden. Ook zij riepen schuld, schuld.
Alle winden gingen in de stormstand. De zeeën, ook woest, verlegden hun onderstromen. Hoge zeeën wilden het land op. Het klimaat begon wraak te nemen. Virussen startten een frisse opmars.
En de mensen werden raar. Ze begonnen te geloven in de meest bizarre dingen. Gevoel en niet het grote nadenken werd de nieuwe logica. Domheid verspreidde zich en werd snel mode. Ook de mensen riepen schuld, schuld.
De feiten die lange tijd in sterke gebouwen zaten opgesloten wilden naar buiten en ook hulp van de engelen. En de kinderen die in slavernij leefden wilden leren en buiten spelen. Ook zij hadden de hulp van engelen nodig.
Bidden deden de mensen met reclameslogans. Mensen gingen in geld geloven en de goden die ze aanriepen waren de god van de Gulzigheid en de god van de Hebzucht. Hebben werd een deugd.
Ylustra en Indigo wisten dat ze nu toch echt naar de bron moesten. En dat wat de Konaas had fijngekauwd daarin moesten storten. Op naar het Weenwoud dus. Maar nu samen.
Op de lange terugweg moesten ze vaak stoppen omdat het gras wuifde. En je weet dat als het gras gaat wuiven er iets aan de hand is.
De Mokmokvogel zegt hun schuld, zei het gras duizendstemmig. Wij willen niet gevangen gehouden worden achter rechte lijnen, wij willen vrij. Laat die mensen toch barsten, wij groeien wel overal overheen, wij kunnen wel zonder mensen. Wij willen vrij zijn, en ze wuifden alle kanten op. Het kostte Ylustra en Indigo veel tijd om het gras te bedaren.
Er zijn echt wel goede mensen, maar ze drinken uit de bloedrivier. Dat gaan we verhelpen. Echt.
En telkens weer moesten ze op hun lange tocht aan weer nieuwe grassoorten uitleggen waar ze naar toe gingen en waarom.