De Berg
In de Steenzee op het Keieneiland werd de Berg geboren. Eerst zag het ernaar uit dat het een immens groot stenen ei was waar een enorme nachtblauwe vogel uitkwam. De machtige vogel verhief zich en vloog weg. Maar de Berg was nog lang niet klaar met groeien.
De Mokmokvogel kon het uit de verte zien gebeuren. Eerst was hij even blij. Zie je wel, gromde hij, je kan uit een steen een vogel krijgen. Maar niet lang daarna zag hij met vrees en beven hoe de Berg groeide en groeide. En groeide. De Mokmokvogel werd bang en boos. Hij hield niet van verandering.
De Berg werd hoger en breder. De grasjes, pollen en mossen, de rupsen, kevers en vele anderen maakten zich klaar voor de beklimming.
De Berg begon te steunen en te kreunen, de grond schudde en scheuren verschenen. Hoe hoger de Berg, hoe dieper het dal werd. Een waterzee ontstond aan zijn brede voet en nieuwe rivieren stroomden naar de verse zee.
Tot groot verdriet van de Mokmokvogel veranderde zijn landschap rigoureus. Zijn nest leek wel kleiner te worden. Bang als hij was begon hij zijn alarmroep te oefenen. Hij gilde en schreeuwde, het is de Berg, de Berg, ellende en wanspoed komen onze kant op. Het klonk heel onheilspellend. Maar de Berg groeide onbekommerd door.
Totdat de Berg tegen het plafond van de hemel botste. Hij kreeg een kraag van slagroomwolken om zijn top.
Maar op de hemelvloer, de laagste van de zeven hemelen, zaten ze met de scherven in hun vloer. Geen paniek. Want zelfs in de laagste hemel bestond dat woord niet in hun handleiding. Maar lastig was het wel. Want piepkleine engeltjes met nog onaffe vleugels waren naar beneden getuimeld. Oeps, zei de opperengel, daar maken we maar vlindertjes van. Dat probleem leek opgelost. Maar de Berg bleef met zijn hoogste top in de hemel staan en zijn omgeving domineren. Negeren, riepen de engelen, vlieg er maar omheen. We geven hem een naam. Alles wat een naam heeft, is bezield. En ze noemden de Berg Tohoewawohoe, wat Chaos betekent.
En chaos werd het in de hemel met die berg Tohoewawohoe.
Het was ongehoord maar de engelen kregen ruzie met elkaar. Hij moet weg, riepen sommigen en anderen zeiden, hij moet blijven. En een heel klein groepje zuchtte zacht en zei, hij is er. Je moet er omheen. Of er over. Gekrakeel, en dat in de hemel.
En God? God sprak niet. Ze stuurde een notificatie. Zoek het maar uit, was de boodschap. En: elke verandering doet pijn.
De Berg Tohoewawohoe genoot. Zelfs als je een Berg bent met of zonder naam kun je genieten. Want op zijn flanken waren de grasjes en de mossen en de vele kleine dieren lekker bezig. Hier en daar zelfs een klein boompje. En varens, vele vele varens. Ja, Tohoewawohoe de Berg genoot. En zijn eerste kind, de nachtblauwe vogel? Die komt nog eens terug, denk ik.