Wachten
Heb ik nu al mijn kruit verschoten met de drie voorafgaande columns? Ach, wat. Er zijn altijd katten om over te schrijven. En om eerlijk te zijn heb ik een nieuwe verslaving. Niet die morfine, die is allang afgebouwd, maar ik had nog een serie cd’s met Downton Abbey en ik wil ze nu allemaal zien, liefst hele dagen. Ik zou jullie kunnen vervelen met hoe goed ik die serie vindt, hoe briljant geacteerd en hoe fraai gefilmd en hoe het verhaal verrassend blijft. En die kostuums zo verrukkelijk. Maar of jullie vinden dat ook en hebben gekeken, of jullie houden niet van tv. Of niet van mij, nu ik er over nadenk.
Ik ben buiten geweest, aangekleed, wiebelig, naar de kapper. En ik blijf van plan telkens als het geen rotweer is dat te doen. Niet de kapper natuurlijk, maar buiten spelen. Poema de kater staat naast me en kijkt me onderzoekend aan. Zou je niet even mijn kots willen opruimen? Maar nee, ik denk dat ik dan op mijn hoofd val. Als ik in deze luxe-omstandigheden me afgesloten van het echte leven voel, hoe moeten vluchtelingen die niets mogen zich dan voelen? Poema probeert mijn computer om te gooien, hij verveelt zich ook.
Maar geen COA voor Poema en voor mij. De kleinzieligheid regeert daar. De regering heeft een instituut geschapen dat langzamerhand een staat in de staat is geworden. Ter meerdere ere en glorie van wie dan wel? Volgens dat vervloekte COA moeten vluchtelingen in groten getale opgeslagen worden en ze mogen niets. En bevalt het?
Onze regeerders hebben nu ontdekt dat in de moslimwereld homoseksualiteit als een doodzonde beschouwd wordt en dat vrouwen er niets waard zijn. Gunst, hadden ze dat niet allang kunnen weten? Ze gaan er nu les over krijgen. Dat zal de bange homo’s opluchten. Pas op hoor. Het mag niet. En als de homo’s klagen mag dat bij de politie. In hun landen van herkomst waren dat net zulke leuke verkrachters als die mannetjes die nu met veel te veel zijn in de grote opvangkampen.
Wij zijn streng maar rechtvaardig. Nou. Ik denk terug aan het dorp waar ik ooit woonde. Een groep opgeschoten jongen schreeuwde antihomoleuzen en gooide vuurwerk tegen de ramen. Wij zaten te trillen achter het nog net niet gesprongen raam. ‘Ach, mevrouw’, zei de politie, ‘u bent toch ook jong geweest?’ Maar ik was nooit een jongen. En ik heb ook nooit iemand aangerand. Die rotjongens mij wel. En antisemiet waren ze ook.
We weten ondertussen ook hoe onze vluchtelingen zijn opgevoed over joden. Ik hoorde een leuk verhaal uit Israël. Daar worden af en toe kapotgeschoten vluchtelingen in een ziekenhuis behandeld. Maar men houdt het geheim dat ze door joden behandeld worden. Anders springen ze uit angst voor de duivels uit het raam. Aandoenlijk? Zegt u dat wel. Maar wat moet er gebeuren voordat ook over joden wordt lesgegeven en aan mensen verteld wordt dat dat geen duivels zijn? Tenminste ik denk niet dat wij dat zijn. Ik houd het kleiner. Ik heb één kat gekamd. De oude Zaza, mijn lieveling, krijgt likjes boter. En Kareltje, maar Poema niet, die is al te snel aan het kotsen en de schijterij… Maar dat zijn wel heel kleine werkjes.