21 maart 2014
Vragen
Vanmorgen werd ik om half negen wakker gebeld door een vreemde meneer met een stem als een drilboor. ‘Spreek ik met Van Santen?’ Ik humeurig: ‘Nee, daar spreekt u niet mee.’ Hij weer met die steenbouwstem: ‘Dan ben ik fout.’ ‘Heel fout’, grom ik, ‘ik sliep nog.’
Nu slaap ik vaak, twee keer overdag en dan ook nog een keer ’s nachts, dus de kans om mij wakker te bellen is tamelijk groot. Waarom heb ik dan die mobiele hell’s angel naast mijn bed? En waarom heb ik het belsignaal ingesteld als een zenuwe-schoolbel? Goede .
Maar heb ik lang geleden thuis geleerd: het gaat niet om de antwoorden, het gaat om het stellen van .
Dus vraag een: God, waarom moet ik zo moe en oud zijn? Daar valt geen antwoord op te verwachten omdat God: a) niet bestaat, b) misschien bestaat maar nooit antwoord geeft of c) hij dood is of bijna dood.
In mijn herinnering heeft God wel een keer geantwoord, maar dat was in een mop. Moos bidt elke dag tot God: God laat me toch alsjeblieft de honderdduizend winnen. Hij doet dat dag in dag uit, al jaren. God laat me toch alsjeblieft de honderdduizend winnen. Totdat God moe van het gezeur op een dag donderend antwoord geeft. Moos doe me een lol, KOOP EEN LOT.
Dus een volgende vraag.Waarom kan ik na die twee staaroperaties mijn ogen niet open houden? Hebben ze de ogen nu zo geprogrammeerd dat alleen het sluitmechaniekje het goed doet? Ze hadden me toch helder zicht met frisse kleuren beloofd, maar ik heb nu een interne sluimermist ontwikkeld, waarom?
Dwars door alles heen komt mijn vroegere strijdbare ik tevoorschijn. Verdorie het gaat niet om antwoorden, niet om maar om oplossingen.
Goed, ik slaap veel, goed ik ben moe, nou en? Ik mag. Ik ben licht bejaard. Ik ben met pensioen, ik mag genieten van niets doen. Ik heb tenslotte een nieuwe hobby. Ik speel verslavende spelletjes. Als ik mijn ogen sluit ben ik niet meer alleen. Ik heb een kop vol snoepjes die per drie, liefst per vier of zelfs per vijf, gejuich (Candy Crush) gerangschikt wensen te worden. En meer spelletjes, vruchtjes die bij succes worden weggevoerd per kruiwagen. Of opgesloten diertjes die bevrijd moeten worden. Ik heb een leuk afwisselend leven. Ik mag verslaafd zijn aan iets doms. Als het ene spelletje zegt dat ik geen levens meer heb, kan ik nog levend een ander spelletje doen. Daar zijn mijn levens nog niet op.
Schuldgevoel mag in de prullemand. Ja maar, ja maar. Ik was toch op deze wereld om iets zinnigs te doen? Heb ik wel genoeg gedaan?
Beter dan mijn best kan ik niet doen. Dus nog maar een gedicht toe.
Een illusie dan
Fit en sterk en honderd
lachen met eigen tanden
tegen de wind in fietsen
lief is dan negentig
dat is pas oud
ook zij piept niet
zijn er nog pensioenen
hebben we die nodig
met die drukke baan
en maar blij zijn en
gelukkig, wij
zijn reclamemateriaal