28-1-2011
Verkoudheid
Dit is het land van mest en mist, zoals de oude dichter schreef. Van en dit jaar grijze luchten. ‘De zon wordt er langzaam in grijze wolken gesmoord’, … ach onze dichters.
Het is gedichtendag. Zelf heb ik niets georganiseerd. Ik werk aan de zesde bundel. Ik lees ze thuis wel voor.
Ik heb een geruite hoofdpijn. Van de zonnelamp dacht ik eerst, om mijn winterdepressie weg te pesten. Helemaal blauwe ogen, althans zo voelt het, van het scherpe licht. Alsof de zon op sneeuw schijnt. Hemel geef me twinsetjesweer (vestje-aan-vestje-uit-weer.)
Maar zonder lamp ook koppijn. Alle auto’s zijn grijs en het water in de gracht is vuilgroen, en de weg is grijs. En het verkeer houdt nooit op. En de kat komt druipnat binnen, want die heeft aangepast bont, en wij zijn afdrogers.
Nooit gedacht dat ik een humeurige Doornroosje zou worden. Dat lijkt niet op het toekomstbeeld dat ik voor ogen had. Later als ik groot ben… Het zou zo leuk worden, zo blauw de hemel, zulk heerlijk weer, en een kasteel en grote graslanden eromheen met sloten en koeien. Ja, die koeien keken naar binnen door het grote raam…
Ik probeer een verhaaltje.
Oorlog. Tussen de lelietjes-van-dalen en de sneeuwklokjes. Want beide partijen waren het mooist en het witst. Ze wisten het zeker. Niemand kon zo goed het voorjaar vertegenwoordigen. De lelietjes geurden ook nog, maar het sneeuwklokje vond dat zij het dapperst was zonder al dat tuttig groen. Nou ja, matten dus…
Verder ben ik niet. Als jullie zin hebben, mag je het verhaal afmaken.
Goed, bij deze. Een wedstrijd: wie dit verhaal het leukste afmaakt krijgt een prijs. Reep chocola? En ik publiceer de verhalen bij de volgende column. Klagen helpt niet, maar er kan over getwitterd worden.
Inzendingen voor volgende week donderdag of een week later. Zelfredzaamheid is dit. Jullie schrijven en ik neem twee paracetamolletjes.