Hoogzomerblauw in de hemel en novemberwind om het leuk te houden, het is pas mei dus niet zeuren, en in en op het huis. De schilder ontpopt zich ‘s morgens om acht uur als klopgeest. Om de oude verf eens op d’r donder te geven. Daarna begint het gemene krassen. En dan gaan we bij mijn kamer de deuren opendoen en lekker schuren. Sneu nou dat de kamer net fris gestofzuigd is en gedweild, maar ik moet zeggen, ze doen hun best. Jan zit keurig op een flink zeil om alle verfschilfers op te vangen. Het afgeschuurde verfstof heeft anarchistische neigingen en luistert niet naar god en gebod en niet naar schilder Jan. Dus is het net gedweilde laminaat groen bestoft. Als je er dan, zoals ik dat kan, thee overheen morst wordt het wel een zooitje.
Opeens lopen er mannen in overall op de trap en had ik iets aan? Ja, mijn ponnetje. Maar daar kijken ze niet van op. Klagen, ik? Nee hoor, dit is een goede firma, geen lawaai op de steiger en zeker geen radio. En netjes bidden voor het eten en danken toe. Er wordt een schuurraampje gerepareerd en een daklijst van de buurman geverfd omdat M. het flauw vindt om dat ene randje niet ook te doen. Een klemmend badkamerraam krijgt weer de open-en-dicht-status: alles wordt weer netjes. Hemel, opeens is de deur van mijn werkkamer ook gaan klemmen, zouden ze die ook…? Een paar weken geleden hadden we stopcontactenmeneren hier die ook het huis zo opgehandigd hadden gemaakt. Straks kunnen we als echte mevrouwen in ons mooie huis gaan… ja wat? Ons zorgen maken dat de binnenboel toch ook echt geverfd moet worden? Waar houdt dat op? Wie ben ik, de koningin? Als het ene paleis is opgeknapt staat het andere alweer te schreeuwen.
Dat streven naar perfectie zat dat er al in toen we nog in holen woonden? Kijken jullie wel eens naar Beleef de lente? Dan zie je vogeltjes, kennelijk aangeboren, hun kontjes omhoog houden en de moedervogel pakt het poepje en gooit dat het nest uit. Keurig keurig. En voordat die eitjes er waren weken tutten met takjes en veertjes en pluisjes, het rondhannessen om het nest optimaal te maken. Wij hebben geen veren, wij hebben de Blokker, de Ikea en de Hema. Onze takjes, pluisjes en feestveren voor de noodzakelijke muuraankleding en vloerverwarming voor in de mensennesten. En onze . Die onze nesten opfluffen. Dat zie je toch weinig bij de vogels, dat ze ingehuurde andersgevleugelden hebben. Personeel is dus niet genetisch bepaald. Denk ik. Misschien lijken we meer op mieren. Eén koningin en een heleboel personeel en vaak verhuizen. Of op de katachtige die de jongen van het vorige mannetje een doodsmak geeft. (Wij voeren oorlogen en doden onze mensenbroeders.) Ja, of het doet er niet toe op wie we lijken. Wij zijn mensen, met de behoefte aan versieren en onze onverzadigbare wens naar meer en meer. En als het instort of omdondert beginnen we opnieuw. Dat wil zeggen, als we niet in een corrupt land wonen. Want daar blijven de kapotte huizen liggen en doen de machthebbers mooie opknapbeurten aan hun gespaarde paleizen. Denk ik. In ieder geval is het mooi verfweer, gaat het huis glimmen en later zien we wel weer, als we genoeg gespaard hebben, of de over twee zomers binnen moeten verven.