Dit weekend liggen er drie kleine tandenborsteltjes op de rand van mijn wastafel. Poepbroeken in overvloed, behalve van Boaz die zelf naar de wc kan. Boaz vierenhalf, Abel dichtbij de drie en Max die in december twee wordt. Hecht clubje, die drie kleinzonen.
Renden ze bij dochterlief rond de tafel, Boaz voorop als snelste en oudste, dan Abel en daarna Max, nu had Boaz verzonnen dat Max als eerst mocht. Die holt dus vrolijk voorop en de andere jongetjes iets langzamer dan ze gewend zijn.
De communicatie tussen de drie is fascinerend. Abel zit op de grond iets te spelen. Max buigt zich voorover, kijkt hem aan en geeft met luide stem zijn visie op het geheel. Onverstaanbaar, jammer genoeg, maar dictie en intonatie zijn oprecht. Het ziet er als een interessant gesprek uit.
Boaz spreekt Abel ook toe. Hij zegt: ‘Abel, ik wil met je spreken.’ En dan volgt een hoop instructie wat Abel moet doen omdat Boaz dat wil. Abel lijkt dat te doen, maar na verloop van tijd dwaalt hij af en doet iets anders, want als Boaz iets verzint mag Abel eigenlijk geen lego’tje aanraken, geen balletje vasthouden en geen spelletje winnen. Dus gaat Abel óf rustig zijn eigen gangetje óf hij trekt heel hard aan het haar van zijn grote broer en bijt.. Dan zijn zoals dat heet de rapen gaar. Moeder begint onmiddellijk de oudste te beschuldigen. Tja, zo gaat dat. Deze moeder Janine kon als jongste ook zo goed haar grote broer pesten. Zat Joris braaf op zijn kamer, kwam Janine uit de hare, zette een grote keel op en ik riep woedend: ‘Joris, wat doe met je kleine zusje?’ De wereld is vol met onrechtvaardigheid. Tot een vriend, Matthijs geloof ik, de stunts van Janine zag en ik dus voortaan Joris geloofde als hij zei: ‘Mamma, echt, ik deed niets, ik zat op mijn kamer.’ De kleine heks. Wij vrouwen moeten wat, nietwaar? Nu zijn we grote heksen en weer helpt het niet. De wereld wordt toch door mannen geregeerd.
Op dezelfde valse manier nemen kinderen virusjes van hun schooltjes mee, uh pardon, de crêche, de pinguins en de walvissen, oh nee de buitenschoolse opvang, dus ik snuit dozen zakdoeken vol. En als het heerlijk hemelse spul weg is heb ik spit. Spit met een zwaar hoestende verkoudheid en gevloerd moe. Maar de kindjes hier, heerlijk, van mij mogen ze zo weer komen. Hoewel? Over veertien dagen zou me beter uitkomen, geloof ik. Als ik dan van dat gehoest af ben.
En dan de boekenkasten. Die zijn verrijkt met legobouwwerken die bewaard moeten blijven. Maar het worden er langzamerhand wel veel, Boaz. We zullen dus aan de Sint nog meer lego moeten vragen, vooral dingetjes die kunnen draaien.
Uit de was komt een piepklein rompertje tevoorschijn. Ha, dat is van Maxje. Als ik de namen door elkaar haal wijst Max op zijn borst en zegt: Mak. En zo is het maar net. Hij weet tenminste wie hij is.
En dan komt binnenkort ons grootste feest., Sinterklaas. Met zoveel opa’s en oma’s zullen de kinderen wel weer werelden aan speelgoed krijgen. Wat ons betreft geen plastic spullen en niet dingen die toeteren en/of brommen. Buiten is al genoeg lawaai. Wij zijn dol op mooie kinderboeken, op klassieke muziek voor kinderen en Boaz is nu wel toe aan technisch lego. We zullen ons uitleven.
Over uitleven gesproken. Nog gekeken naar de kitch-uitvaart van Harry met de gevleugelde pijp? Sobere kist, zo doen joden dat, maar dan wel met bloemen, zo doen joden dat niet. Het deed me een beetje denken aan, hoe heette die vreselijke volkszanger die over het voetbalveld werd gedragen. Of Fortuyn waar het publiek voor ging klappen. Dit was wel iets deftiger, maar het heilig verklaren van de zelfingenomen grootheid kan mij in elk geval niet bekoren. Maar de tijden zijn weer voor mannen. Want alle vrouwen zijn dood? Schrijfsters, componisten, ministers? Nou ik hoef niet te vrezen voor ons allemaal toekomstige meneren.
Pasgeleden belde ik mijn dochter en krijg Boaz aan de telefoon. ‘Met wie spreek ik?’ Klinkt zijn stemmetje. Zeg ik: ‘Oma.’ Zou hij weten welke? Roept hij hard: ‘Ik wist het, ik wist het, Chawwa ik mis je zo.’
Mij achterlatend in een staat van totale gesmoltenheid. Dus kijken naar dat ene vergeten tandenborsteltje, dat ene rompertje en de lego op tafel. Tot ze weer komen.