Hoe lang heb ik nachtmerries gehad? Geen achteloze vraag van mijn zoon. En hup, daar zijn we weer in verschillende stadia’s van onze verledens. Hij zat nog in mijn buik tijdens de zesdaagse oorlog. Wat voelt een kind daarvan? Maar dat terzijde.
Ik zie het kleine jongetje van een jaar of zes en zijn intens verdrietige gezichtje. Fatah heette de terreur toen. ‘Ze’ hadden een schoolbus opgeblazen met kinderen die op vakantie waren. Joris: ‘Mamma dat is toch niet eerlijk, die kinderen waren nog klein. Het is niet zo erg, hè, als oude mensen doodgaan.’
Ik knikte. Hij keek me aan: ‘Maar zo is het, hè, mamma?’ ‘Ja schat, dat gebeurt’, was mijn antwoord. We liepen hand in hand, samen droef.
Het gebeurde en ik kon het niet tegenhouden.
Ik had mijn fantasieën over hoe ik hem kon verstoppen als de terroristen op driehoog mijn flat zouden binnenkomen. Dan zou ik het kind in het kastje met de twee kleppen aan de voet van het bad verstoppen. Bij de vuile was, daar zouden ze niet zoeken.
In de volgende oorlog zei ik in mijn opperste wanhoop bij het zoveelste alarm: ‘Als pappa en mamma vallen, moet jij doorlopen’. Ik wees richting zee. De andere kant waren de heuvels van de vijand. Dat hij geraakt kon worden, was te gruwelijk om voor te stellen.
Wanneer speelde het volgende zich af? Alle erge gebeurtenissen, de dreiging, het ontploffingsgevaar, maken een explosieve soep in mijn hoofd. De zwangere moeder met kinderwagen die op wacht zat voor de kleuterschool waar ik op uitkeek. Zou zij die terroristen moeten tegenhouden? Met wat dan? De oudste lagereschoolkinderen hielden de wacht bij het hek van het schoolplein, onder lestijd. Ook dat nog. Zouden zij de terroristen tegenhouden? Ze verveelden zich en speelden tot ze afgelost werden. Op die school zaten de kleine kinderen boven. Ook zo handig als de sirene ging… En als er gebombardeerd zou worden, moesten ze schuilen in de wadi. Die was alleen ’s zomers droog. ’s Winters was dat een riviertje.
Het waarschuwen van de kinderen om vooral niets op te rapen – het kon ontploffen in je handen – was aan de orde van de dag. Maar wat doet een kind? ‘Kijk mamma, het ontploft niet’, zeggen als hij weer eens iets opraapte.
Zucht-bons-au deed mijn hart dan. Dat was de periode dat op de markt een watermeloen ontplofte, dat de vuilnisbakken in Tel Aviv explodeerden, dat er iets in een weggegooid pakje sigaretten kon zitten om je arm er af te knallen.
Voedsel genoeg voor nachtmerries. Ook de andere kinderen op school droomden vreselijk, hoewel hun ouders het ontkenden. Ik wilde weg. Gevlucht uit Nederland voor het, toen ook al, opkomend antisemitisme, was het nooit mijn plan geweest mijn kinderen op te voeden in een constante oorlog. Israël bleek omgeven door virulente haters van joden. Nog steeds. En ook hier weer. Ja Joris, je nachtmerries duurden tot je een jaar of achttien was. En nog misschien. De mijne in ieder geval wel. Dat is wat terreur met je doet.