Soms zit het? Zie titel. Maar als het dan tegen zit, zit alles tegen. Als het regent, regent het altijd. En nu niet meteen gaan zeuren, ja nu begrijpen we het wel. Ik zeur hier. Jullie lezen. Lees. Of niet natuurlijk.
Gisteren een heel uur wachten, daarna in de zenuwentube (MRI) van het ziekenhuis. Zbeng zbeng zbeng afgewisseld met zbroem zbroem zbroem en dan klengklengkleng en dat voor een benauwd half uur.
Wist niet dat het zo erg was om tandpasta te zijn. Oordopjes in. Mijn oordopjes. Wilt u muziek? Nou nee, ook dat nog zeker. Nee, nee, nee. Van het ziekenhuis geluiddempende oorwarmers en nog klonk het als helse persoonlijke wraaknemende herrie. (Iedereen is altijd tegen mij.)
Ook nog vergeten om een aansluitende afspraak met de neuroloog te maken, zodat ik een nieuwe afspraak moet maken. Zo’n dokter heeft het druk. Dus over drie weken, midden in mijn slaaptijd. Ach, maar een paar weken wachten. Het is al twee jaar zo, dus wat maken een paar weekjes meer dan uit. Misschien kan ook deze dokter niet achterhalen wat deze nutteloze pijn in mijn heup en rug is waardoor ik nauwelijks kan lopen. Dus hoe langer ik dat niet weet, hoe beter. Hoop hebben is goed voor een mens. Niet zeuren, ik kan nog fietsen. Maar ja, zeuren is heerlijk voor wie het doet, voor wie er naar moet luisteren is het spuugvervelend. En ik hoor mezelf.
De huishoudelijke engel. Uitgepoetst. Afgebrand. De arme schat. Weg. Het huis is nog prachtig schoon na de laatste beurt, maar dat zal spoedig gaan veranderen als er niet iemand anders ten tonele verschijnt. Na het schoonmaken van één klein badkamertje ben ik een halve dag gevloerd. Nou ja, dat maakt het dweilen met mij een stuk makkelijker natuurlijk.
Om mezelf op te vrolijken, hoe wijvig, iets gekocht. Leuke nachthemdjes, die bij nader inzien mij er laten uitzien… Partij gestopte worst, mevrouwtje. Heerlijke zachte katoen met een aanhankelijke eigenschap. Aai aai. Oftewel glad op het vel. Leuk als je een maatje 34 hebt en niet een 44-je. Dat ik nou toch zo dik en lelijk ben zie je in mijn andere ponnetjes gelukkig niet. Maar die zijn aan vervanging toe. Theevlekken, brandgaten, scheur van een krom haakje aan de deur. Zeur.
De buurman komt binnen met een noodplankje, heeft een beknelde zenuw in zijn rug, wacht op een operatie en is nu ook nog door een steiger gevallen, heeft zijn schouder bezeerd en kan bijna zijn overhemd niet aan- en uitdoen. Ik zwijg al. Baas boven baas.
Als ik mijn beste vriendin bel, is zij
a/ weg
b/ in gesprek met anderen
c/ bij de kinderen voor het hoognodige grootmoederen
d/een belangrijke lezing geven
e/ in het buitenland
En ondertussen lopen hier één kaalhoofdige zelfgeschoren en één kortharige loodgietjongen rond die de nieuwe centrale-verwarmingsketel aanleggen. Mannen in mijn kamers. Nee toch, en ik moet dit stukje tikken. Er moeten nieuwe knoppen aan de verwarmingen gedraaid want die oude deugden niet. En het water moet uit de radiatoren gepompt met een luide slurpmachine. Dus de kachel is uit. Vriest het? Ja, ‘s morgens. Ik zei het al, tegen.