Struikelstenen Dordrecht
Drie kleine koude steentjes. Ik kan me haast niet voorstellen dat deze mensen, mijn Grootmoeder, Grootvader en Gre de zuster van mijn moeder ooit geleefd en gelachen hebben. Ik ken de verhalen maar ik ken niet hun stem.
Van mijn Grootmoede weet ik dat ze ontelbare malen ‘ Sal wat doe je’, heeft gezegd. Samen met de auto op de pont en toen de pont motor aan sloeg geschrokken riep: “ Sal wat doe je?’ En hij: Adenom wat ik doe’, antwoordde.
Of als mijn Grootmoeder hem op shabat op de wc betrapte met een sigaar in zijn mond. Sal wat doe je? ( je mag niet roken op shabbat, maar de sigaar brandde niet.) Hij: Ik oets me togus. ( ik hou mijn achterwerkvoor de gek)
Shabbat vrijdag avond. Moeke, zoals mam haar noemde had veel en mooi eten gekookt. Haar beroemde kipkiphaansoep bijvoorbeeld. En dan als ik het me goed herinner werden die kippen gebraden en dan daarna vlees en groente en tot slot perengugel. Een zwaar gebak met stoofperen. Maar Gre liet iedereen zo lachen dat het eten bijna onaangeroerrd de tafel weer verliet. Gre at wel, onverstoorbaar. en mijn grootmoeder jammerde door het lachen heen, O mijn eten, mijn eten, om haar kostelijke maaltijd die weer van tafel verdween.
Mijn grootvader was dol op nieuwe overhemden en had daar een hele stapel van in de kast. Hij kwam uit heel arm Amsterdam. Elke verjaardag wilde hij nog een nieuw overhemd. Maar mijn Grootmoeder gaf hem dan een nieuwe die nog onderop lag. Ze waren rijk. Ze hadden een auto. Ik draag nu ‘ de steen’ die zoveel waard was als toen een huis. Voor de toekomst. Die steen heeft het overleefd. Zij niet.
Mijn tante Gre knutselde in de onderduik voor mij twee poppen Tripje en Lizebertha, naar in die tijd beroemde striptekeningen. Ik heb er jaren mee gespeeld. Gre was geestig maar kon ook scherp zijn. Als ze aan iemand een hekel had wenste ze hem treffend: korte armpjes en veel jeuk.
Ze discussieerden ze bespraken de politiek ze waren voor en tegen dingen. Het waren echte mensen. En in de oorlog schreven ze brieven vol hoop voor na de oorlog.
Nu liggen ze hier met hun namen op kleine steentjes opdat wij hen niet vergeten. Ik wou dat ik ze gekend had.