Stressoren. Dat vind ik nu een mooi woord. Een woord als een cello. Zo’n omgedraaide viool, dikbuikig met sonore klank. Als de cello klinkt, worden ook al onze snaren aangeraakt en trillen mee. Jawel, tot je één grote vibratie bent. Toe maar.
Pas geleden hoorde ik van iemand die er voor doorgeleerd heeft, dat ik eigenlijk die moet vermijden. Alsof ik het niet helemaal zelf kan, me heftig opwinden. Geef mij één zandkorrel en ik maak u een heel strand, een zandstorm over drie landen. Een zandkasteel met een prinses er in. Aan fantasie geen gebrek. En hoe komt dat? De schuld van mijn moeder. Natuurlijk. Ik moest wel. Want in plaats van de prachtige poppenwagen die ik gevraagd had, kreeg ik zo’n rietenrotding. Ik had ze gewaarschuwd: ‘Dan heb ik liever niets.’ Dus moest ik behalve mijn pop tot leven fantaseren ook die kinderwagen erbij verzinnen met al dat verchroomde moois met hoge wielen, dat is werken hoor. Elke dag opnieuw de pop in die rietenrotpoppenwagen, en het echt maken…baby in kinderwagen.
Later, toen ik dan eindelijk die echte baby had, kreeg ik die mooie Engelse kinderwagen. In Israël nota bene. Mijn baby lag bijna te koken in die hete, op koude landen gemaakte, donkerblauwe kinderwagen. De Rolls Royce onder de kinderwagens. Pas op wat je wenst. Net zoals oeverloze goedkope energie.
Ik droom van de Japanse meltdown, in Holland gesitueerd. We mogen niet verder, ook niet door een sluipweggetje. De auto’s met radioactieve fallout worden met een watje schoongepoetst. Alles wel in proporties natuurlijk. Alles nog altijd op poppenwagenformaat. We kunnen nergens gaan slapen en ik word dan ook met een dreunend hartje wakker. Stressoren. Radio. Tv. Kranten. Die vermijd ik nu dus even. Dat wil zeggen de oorlogsberichten, de bloedende kerncentrales en de sport. Niet dat de sport zo erg is, maar daar word ik redeloos woedend van. Dus ik lees boeken. Tot mijn ogen gaan staren en er geen woorden meer in mijn hersens willen doordringen.
Dus nu verzin ik in mijn slááp spannende avonturen. Films met sensationele achtervolgingen. Met het eerste half uur de klassieke radio aan. Mits ze geen stukken spelen met paukenslagen. Zacht en lieflijk graag.
Ik kan het zelf wel. Spanning en sensatie verzinnen. ‘Never a dull moment’, zeggen de Engelsen. Als ze nou maar eens naar mij luisteren en doen wat ik wil. Dan komt alles goed. Haha. Zou het? En hoeveel mensen denken dat? Hoeveel dictators. Doe wat ik zeg, of ik schiet.
Ik stel me voor wat er zou gebeuren als ik het mocht zeggen. Er werden wel veel radijsjes geplant en onbespoten groente, ook in de bermen, want die vieze auto’s mogen gedemonteerd. Allemaal.
Fruitbomen, notenbomen overal, op pleinen, in straten en langs rails. De wegen bewegen. Dan zijn we ook van die vrachtwagens af. De containers worden zo op de weg gezet en met hun computerchipje schuiven ze de snelweg af en gaan via binnenwegen naar waar ze moeten zijn. Alles op zonne-energie. Of navenant schone dinges. Uiteraard. Hoezo geen stress, wat kosten al die denkprocessen aan werkkracht? Pfft. Moe word ik ervan. Moe. Doodmoe, maar ik moet nog meer bedenken. Gedichten proberen te schrijven. Columns. Duizendkussenbussen om het leed te verzachten, dat soort dingen. En bidden, of zo je wilt magisch denken, aan alle mensen levend en uit het verleden, want als ze vergeten worden bestaan ze niet meer. In den beginne was het woord en het woord was god. Gedachtenis is het brood der doden. En nadenken. En herdenken. Daar zal ik het in een volgende column wel eens over hebben. En een cello om de te verbeelden. Muziek en werk genoeg.