Het weer valt geweldig mee. Geen orkaan. De propwolken hangen in dikke grijze files in de koude hemel. Het strand is gelukkig meestal nat. Als het droog is moet je wel een beetje oppassen om niet gezandstraald te worden. Maar wie daarover zeurt is geen frisse Hollandse meid. En dan we zitten niet op een camping, maar in een echt huisje. En het is niet waar dat het maar een kwart van onze keuken is. Zo groot is onze keuken nou ook weer niet. De door M. verwachte tv is afwezig. We komen tenslotte om naar de zee te kijken. En die zien we.
Onze huisjes – Janine en de jongetjes wonen naast ons – kijken direct op zee uit. De grote ramen zout van buiten laten goed licht door. In al haar grijze glorie ligt zij daar. De zee. Aan onze voeten. En we horen haar. Ze stampt. Dat komt waarschijnlijk omdat ze al het dieselgebulder van de grote containerboten heeft opgeslokt en daar een hele nacht van kan dreunen. Indrukwekkend. En de meeste tijd zijn het strand en de zee alleen van ons. Alsof we op een tropisch afgelegen eilandje zitten. Nou ja, de kleuren zijn anders en de temperatuur ook en er zijn geen palmbomen. Maar hier spreken ze verstaanbaar Nederlands. Dat is ook leuk.
Je kan ook niet zeggen dat we geen hond zien. Zo is het nou ook weer niet. Honden zien we wel. Met baasjes die tegen de wind in dartelen, geheel in waterbezwerend plastic. Als de droogte toeslaat zien we waarschijnlijk buitenaardse wezens. Die knieoptrekkende bewegingen maken om contact te houden met het moederschip, elleboogantennes wisselend in de wind houden…
Het kleine keukentje leent zich uitstekend voor afwassen en thee en koffie zetten. En omdat we wel drie keer per dag eten, hebben we altijd wel wat gezelligs te doen.
Naast ons is een strandpaviljoen. Zaterdagavond hadden ze daar een prachtfeest. Heel gezellig, met harde muziek en dansend kleurenlicht. Dolle pret. Tot maar 1 uur in de nacht, toen moest het personeel nog opruimen dus de gasten konder beter gaan. Hoewel er nog wel veel feestvierders stonden toen de stoelen al met de pootjes omhoog op de tafel hingen. Beetje dood, denk ik. Of dronken.Toen moest het poetsen van de tafels en de vloer nog beginnen. Terwijl de platendraaier zijn installatie afbrak, gingen de mensen van het restaurant stoelen uit andere ruimtes halen, want die waren er uitgegooid. Zielig. Maar nu mochten ze weer binnen. Het was erg leuk om te zien hoe sommige mensen in de nacht moeten werken. Wij niet. Wij hebben vakantie.
Dat waren de eerste vier dagen. En toen, dat was schrikken, ging de zon schijnen, droogde het zand op en sluipenderwijs kwamen er meer mensen en kinderen op het strand. Maar de zee? Die bleef ver weg. Want het strand was vorig jaar opgespoten, dus lekker breed. En de strandrolstoel? Die had zelf vakantie. Naar zee? Dat werd dan bij vloed, anders was het helemaal te ver, aan de arm van M. naar het water. Heerlijk. Koud. En het zoute water was nog wild. Ik had nog zo gezegd, zee ga liggen maar dat deed ze pas de laatste dag. Maar niet zeuren we hebben de foto’s van ons meeuwenproject nog.
Baldadig
Boaz is baldadig. Hij zegt voor de lol: ‘Gemene rot-oma.’ En: ‘Ik hoor wat stinken.’ Of: ‘Ik sla Omajan in duizend miljoen stukken, vaarwel.’ Ik zeg: ‘En dan?’ Boaz helemaal uitgelaten: ‘Dan gaat ze lekker gestorven worden.’ Hij zingt: ‘Nederland ging dood.’
M. vraagt: ‘Waar ga je naartoe als je dood gaat?’ Boaz zegt: ‘Zeeland.’ M. houdt niet op en vraagt verder: ‘Waar was je voor je geboren was?’ Boaz verblikt of verbloost niet: ‘Griekenland.’ Tja, zo hoor je nog eens wat.
Piskonijn is ook favoriet. Maar ja, we zijn aan zee en het stormt dus de jongetjes stormen ook.
De overkant wordt wazig. Dat betekent later mooi weer. Later. Maar voorlopig niet. Boaz wil erg graag ongehoorzaam zijn. Hij mag knippen. Dus zegt M.: ‘Boaz, je mag niet knippen.’ Boaz knipt helemaal gelukkig stout door. Even later mag hij niet spelen met de schaar, maar dat menen we echt. Dan moet er gevoetbald worden.
Abel komt aandraven. Om zijn grote graafmachine op te halen. Hij zegt: ‘Ik ga met de jongens meespelen.’ Dat kan. Er zijn nog twee kinderen op het zand. In plaats van donkergrijs is de hemel nu lichtgrijs.
Ik kan niet met de jongens meespelen. Tekenen kan ik en voorlezen.
Ondertussen zijn we weer thuis. Weldadig in het eigen bed. Zeeloos. Uitzicht op groen. Wapperend groen mag ik wel zeggen want de herst is nu serieus bezig. De blaadjes moeten bruingekleurd en herfststormen flink aangezet. Krijgen we nu ook orkanen?
Als je weer thuis bent, dient ook het vriendennieuws zich aan. Bij de dochter van Rozette staat het hele huis twintig centimeter onder water, heel smerig water van een riooloverstroming. Op de radio hebben ze het over rampen ver weg. Maar over het Amsterdamse huis met de drijvende drollen van Mirjam en Ian horen we niets. De geachte deskundigen hebben het druk, dus na een week zijn ze nog niet gekomen om de verzekering op de hoogte te stellen. Het is maar goed dat wij zo’n georganiseerd land zijn waar nooit iets gebeurt.
Over georganiseerd gesproken. Ik zoek een na-de-vakantiegedicht. Ik zoek maar ik kan niets vinden.
We hebben een nieuwe tv die het nog niet doet. Ook baldadig zeker. Zo voel ik me ook.
Terug
Wat was verweg hetzelfde
onveranderd anders
als bergen water die we
wolken noemen
bergen, in Holland in de waterige lucht
in Frankrijk achter elke brug
zwaar en solide
wat heeft dat land veel harde spieren
en diepe kloven alsof de wereld
alles krampachtig, de bergen van het water
uit elkaar moet houden
hier ligt de weg gestrekt
languit op de platte rug
overzichtelijk, we zijn weer terug