Over frustratie had ik het willen hebben. Want frustraties, ik heb ze. Ja, wie niet. Net als het volk. Of zoals de vorige premier zei: de burgers. Maar die man was burgerlijk en koos dus dat woord. Maar nu in deze Wilderse tijden hebben we weer last van het volk. Vroeger bleven die in hun kuilen en kieren maar nu zijn ze eruit gekropen en stemmen op een .
Wim Kan’s Corrie Vonk zong het al: Ik vertollek, ik vertollek de gevoelens van het volk met mijn vlaggetje, mijn hoedje en mijn toeter. Daar keken wij toen op néér op dat soort mensen. Maar tegenwoordig zijn dat de kijkers van de publieke netten (dat klinkt al zo hoerig vind ik) en het zijn stémmers geworden. Enge stemmers. Zodat onze politieke Dames en Heren dwaze fratsen moeten uithalen om stemmers te amuseren. En niet alleen de politici. Ook omroeplieden moeten steeds dommere programma’s maken omdat als er twee, hooguit drie interessante zinnen in beschaafd Nederlands worden uitgesproken het volk weer gerustgesteld moet worden met laffe deuntjes. Kom kom tut tut, u hoeft echt niet meer na te denken. Deint u maar heen en weder en alles blijft altijd leuk. Je merkt het ook aan het commercieel geworden nieuws. Op luchtige toon worden ernstige rampen afgewisseld met de geboorte van onnozele kinderen van Bekende Nederlanders waar u en ik nog nooit van gehoord hebben. Leuk hè? En dan het voetbal. O, nee, als het voetbalt is het eerste kwartier daarmee gevuld vooral als iemand een krasje in de oranje voorvoet heeft. Gaat ie wel of gaat ie niet. Dan met enig geluk wordt er nog wat wereldnieuws afgeraffeld en dan komt goddank de reclame. Pom pom pom, dreundreun, ook al met van die blije stemmen: heeft u ook zo’n hoofdpijn, nou daar hebben wij wat voor. Pom pom toet toet. De ernorme mug gonst nog na. De of vuvuzela of hoe heet die Zuid-Afrikaanse kunstvorm. Dat is pas kunst.
Poëzie wordt niet gevreten door het volk. Zeker niet in de provincie. Organiseert de bibliotheek iets om schoolkinderen leuk te laten meedoen met echte dichters. En de Hogeschool Zeeland mag fimpjes maken. Alles bijeengebracht in een schaapskooi. Ik had het kunnen weten. Want ben ik een lam? Nee toch zeker? Nou ja, de kinderen krijgen allemaal een papier met een eervolle vermelding en de winnaar had iets leukers te doen, dus zijn moeder las zijn lange politiek correcte rijm voor. Daar zijn moeders goed voor. Dat er nog voorgelezen zou worden door die zogenaamde échte dichters was natuurlijk niet relevant, want alle vaders en moeders, ooms en tantes, grootvaders en -moeders met hun kinderen, sommigen nog op de arm, verlieten eensgezind de schaapskooi. Hun kinderen waren klaar en er waren leukere dingen te doen. Gelukkig hoefde ik maar één gedicht gratis voor te lezen. En omdat de hapjes en drankjes al waren rondgedeeld stond men gezellig te keuvelen. Had ik maar een gehad. Want met de micofoon kwam ik niet boven het gebabbel uit. Maar laten we wel wezen, poezie, wat hèbbie daar nou an?