Roefje is gek, stapelgek. Hij komt mijn kamer binnen met wilde ogen, bijna vierkant zo wijd open. Zaza zit lief bij me op bed. Hij, Rufus de verschrikkelijke, sluipt onder het bed door om vanaf de andere kant Zaza te grazen te nemen. Een zwarte schicht springt, armen wijd, bek open, oei, raak, op de zoete zachte Zaza. Gegrom en geblaas van Zaza. Nietdoenroefje-geroep van mij. Ik geef Roef een propje papier waar hij op af suist als ware het zijn ergste vijand. Zo’n propje is snel vermoord. Dus gooit hij zich in het mandje met oud papier. Lege theeverpakkingen suizen door de kamer, oude gids en ander weg te gooien papier. De zwarte besuisde kiepert met mand en al om, verbouwt en passant de kamer en zwarte heer Roef de hoogglanzende vertrekt.
M. roept van beneden en verhaalt over de kattenfratsen daar en hoe zij heroïsch een jong mussenleven uit de klauwen van de katten heeft moeten redden… Het jonge onschuldige musje achter het gordijn en zelfs achter de luxaflex en hoe zij met een lange stok… Ik heb nog niet eens ontbeten. Het is nog maar net negen uur.
Vannacht kwam M.’s Mimi bij mij met een doordringend miauwtje vertellen dat zij nooit eten krijgt van M. boven, dat zij bijna sterft van de honger en of ik voor deze ene keer haar, een arme hongerige kat één, heus maar éééén brokje wil geven? Vooruit. M. mag dat niet weten. Want M. vindt ons allemaal al TE DIK. “Niets boven vertellen”, fluister ik tegen de schuwe Mimi. Maar zij eet al en voor ik zelfs maar één aai kan geven is zij alweer vertrokken. O. Ja. Dag Mimi.
Dan Kareltje. De schat. Omdat hij bij zijn inburgering alleen maar brokjes te eten heeft gekregen, begrijpt hij niets van andere smulpoezenhapjes. Haringstaartje? Hij ruikt er eens aan en wandelt weg met een dwaze blik op zijn rode, toch wat domme gezicht. Rest blikje visseolie? Wat moet je daar dan mee? Aaien, dat begrijpt hij. Liefst veel en langdurig. Dat wil zeggen, bijna altijd. Als je het maar niet te stom doet. Niet op zijn rug want dan gaat hij happen. Niet dat hij doorbijt maar toch een duidelijke waarschuwing. Maar bij M. op bed ligt hij stijf tegen haar aan en laat ook zijn buik kroelen. Hij jammert al als M. gaat boodschappen. Ga niet weg, lieve redster, hier blijven, o god waar ben je nou? Dan kom ik om te kalmeren, te aaien en gerust te stellen. Het schijnt dat toen wij op vakantie waren, hij zo hard gehuild heeft dat de buren, zelfs van een blok verderop, geklaagd hebben over dat hemelschreiend, hartverscheurend gejammer. Maar nu begint hij langzamerhand het vertrouwen te krijgen dat wij terugkomen om ons aaiend handwerk weer te hernemen. Ja, vertrouwen moet groeien.
Waarom is het houden van de harige schatten toch zo prettig? En zo veel makkelijker dan het houden van onze (schatten) van kinderen. Op een rij: Ze blijven bij je. Over hun geestelijke ontwikkeling hoef je je geen zorgen te maken. Carrière hoeven ze niet te maken .Je hoeft je stand niet op te houden tegen de buren: onze kinderen… Als de buren zeggen dat ze in hun tuin schijten dan is dat een leugen. Onze katten gaan altijd thuis op de bak. Zeker weten. Bellen hoeft niet, ze zijn altijd heerlijk thuis. De brokjes en de dokterskosten zijn te begroten euro’s. Snauwen doen ze alleen tegen de buurkatten. Ze zijn per definitie ongehoorzaam. Zaza van tafel af! Wat doe je nou? Gek, minder gek, dom, het kan allemaal lief geaaid en uitgelachen.
Nota bene. Wij houden echt ook veel van onze kinderen