Ze zeggen dat poezen 18 uur per etmaal slapen. Dat is een misvatting. Poezentijd is anders. Ze zijn altijd wakker en daarom moeten ze veel rusten. En bovendien gaan er zoveel meer poezenuren in een dag en een nacht. Dat komt door de poezenyoga. Daarmee kunnen ze tijd rekken.
Ze tokkelen op hartsnaren, ze neuriën poëzie, ze zitten in een kermkoor. Ze liggen zogenaamd slapend op je stoel als je net bent opgestaan met zo’n gezicht van, ik lig hier al dagen. Roefje bijvoorbeeld is daar een grote zwarte ster in. Hij bedelt niet aan tafel, hij wil alleen de beste stoel. Een voorverwarmde zetel. De mijne natuurlijk of die van M. Hij was er niet eens, hij was onzichtbaar tot hij op die stoel ligt te pitten. Reken eens uit wat zo’n magische truc aan tijd kost. Dat is meer jaren trainen dan wij ons kunnen voorstellen. In de verborgen tijd gaan ze naar de poezenacademie. Nemen van jongs af aan dansles. Klimactiviteiten kosten ook veel lestijd. En alles zonder touwen en takels en met blote klauwen. En het om servies sluipen zonder iets te breken wordt ook op de kattenschool geoefend. Goed zoeken naar de plaatsen waar les gegeven wordt is zinloos. Er is bekend dat er grote hopen gebroken porselein moeten liggen, maar wie heeft ooit zulke stapels gezien? Bij aardbevingen? Juist, daar worden de katten getraind in het geniep. Daar mogen ze pas in een uitgetrild stadium verschijnen. Startrack is er niets bij.
En dan hebben we Mimi. Vanaf haar prille trillende jeugd het oogappeltje van M. Toen ze angstig en pas bij ons was, zat de kleine zachte Mimi constant in M.’s nek. Dat smeedt een band. Beiden vrezen. Mimi is volgens M. op de ladder van de katten op het onderste treedje. En dat laat ze je merken. Ligt ze toevallig op mijn bed, verlaat ze zuchtend mijn kamer binnensbeks mompelend: als jij hier bent moet ik weer weg want ik kan nergens tegen. Als ik haar aai kijkt ze daar van op.
Dan hebben wij Zaza. Moeder en grootmoeder van velen. Hetzelfde dure poezenmerk als Mimi. Verwant, grootmoeder kleindochter of zo. Omdat beide poezen een broek aan hebben moeten we oppassen dat ze in heur haar geen drolletjes vervoeren. Somali’s zijn ze. Dus durf ik te zeggen dat wij al aan ontwikkelingswerk doen. Zaza is van mij. Zij doet niet aan treden van welke trap dan ook. Zij ligt op de verwarming nu het winter is en oefent op het worden van een warm broodje.
Roefje is de grootste. Hij heeft een spannend leven. Wat hij precies doet is in kattenraadselen gehuld. Hij verlaat het pand met actetas. Bij regen komt hij drijfnat binnen en wenst afgedroogd te worden. Druk druk en belangrijk is hij.
Dan is er een Kareltje de voormalige zwerver. Hij heeft de taak op zich genomen om ons huis met al die vrouwen te verdedigen. En dat doet hij met verve. Hij staat op wacht. Hij laat niets en niemand binnen en zeker geen mensen met een hond. De dappere. Onze poezen zijn zacht en aaibaar. Ze dromen veel. Maar slapen? Echt niet, dan maken ze poëzie.