Pincodes
Tegenwoordig. Mijn computer en ik. Zijn wij vriendjes? Nou, dat zou ik niet willen zeggen.Vriendjes ben ik met Roefje, de zwarte kater. Hij komt bij mij op bed en wast mijn haar. Lief hoor. En vooral als ik mijn haar net gewassen heb.
Van Roefje hoef ik geen wachtwoord te onthouden. En hij doet het zonder pincode. Hoe is het mogelijk tegenwoordig.
Eigenlijk zou ik de computer ook liever brokjes willen voeren. Maar dat lust-ie niet. Stom ding.
Omdat ik even – vooral dat even – wilde weten of er op een van mijn twee bankrekeningen nog geld stond, moest ik moeilijk doen met cijfers en letters. En als je met trillende vingers zo’n cijfertje te lang vasthoudt staan er opeens drie drieën. En ja hoor. Mijn pas geblokkeerd. Hoppa. Bank bellen dus. Ik: Ik ben een oud vrouwtje. Nou het lieve bankmeisje zegt: Dat kan ik wel verhelpen, ik deblokkeer uw pas, maar dan moet u wel even naar de betaalautomaat. Hè gedver, de regen in. Op mooie dagen vul ik mijn rekeningnummer wel goed in, natuurlijk.
Hemel, vroeger, nog in het dorp, belde ik de bank en vroeg of ik mijn dochtertje mocht sturen om geld te halen. Ja hoor, dat kon. Een kind zonder papieren. Net zoiets als dat touwtje door de brievenbus.
In het dorp kwam iedereen achterom. Zeker kinderen. Opeens, ’s avonds om negen uur, stond daar een vriendje van Joris zich te verstoppen in de gang achter de jassen. Maar ja, ik zag zijn benen. En Joris lag al lang in bed. Nou ja, zeg. Jij moet ook al lang in je bed liggen, zei ik. Futiel natuurlijk. Want zijn moeder vond dat kennelijk niet.
Toen waren we vreselijk vooruitstrevend met een elektrische typemachine.
En nu? Nu zijn we achterlijk met pincodes en wachtwoorden (schrijf het dan ohop!) in een vijandige digiwereld.
Her en der heb ik wat wachtwoorden gesprokkeld in oude boekjes en agenda’s. Maar lang niet alles, denk ik. Die heb ik nu in een een klein speciaal papieren boekje gezet. Dat moet ik dus met mijn leven verdedigen tegen digidieven. En geen mailtjes openen. En de voordeur heeft een dievenslot. En mijn tas is onsteelbaar vastgemaakt aan mijn scoot. Nou ja, vroeger sprong ik nog over hekjes. Voorbij, voorbij…
Nu heb ik een i-Pad die als ik te lang op een knopje druk met een menerenstem zegt: Kan ik u helpen? De eerste keer? Ik zchrokte me zuf, zoals Boaz zei, toen hij nog klein was. Er zit een meneer in mijn speeltje. De computerwaanzin. Zou ik hem durven vragen waar ik al mijn wachtwoorden en pincodes kan vinden? Of ontploft ie dan?