Goed dat u belt, zeiden ze. Ja hij is hier, maar nog niet op de lijst voor verzenden. Dat gaan we onmiddellijk doen. Zo aardig zijn ze, hè. Aan de telefoon. De weken daarvoor was wachten en wachten en ze zeiden, morgen en misschien. Daarvoor was de vervoersfirma failliet gegaan. Zeiden ze. Ook al zo aardig om dat te vertellen. Ja, ja. Maar goed, dat ding zou dus gisteren komen. Kwam die ook? Neehee, dat niet. Je moet niet overdrijven. Waarom niet? Geen antwoord. Maar vandaag wordt ie gestuurd. Naar Goes. Dat is ook in Zeeland. Niet dat we daar wonen, maar daar wordt ie heen gestuurd. En de winkel waar dat ding 800 euro kost gaat ‘m vandaag niet halen. Die hebben wel wat anders te doen. Kom kom, niet zo zeuren.
De scootmobiel komt ook vandaag. Die mag niet komen als die er niet is want dat ding moet naar binnen anders vatten de drie wieltjes kou. Begrijp dat nou. Het mag niet, zei de juffrouw in de winkel. En toen ik vroeg van wie mag dat niet, zei ze dat ze het aan haar baas moest vragen.
En, zei die juffrouw, die hoes wilt u die hoes nog? Ja, zei ik, die wil ik. En zij weer, maar die moet u cash betalen. En ik, handig als ik niet naar de geldautomaat kan lopen, kunt u de rekening niet meegeven? Nee dat kon niet zei ze en het moest cash. Ik hoor alles. Ook wat ze niet hardop zegt:Want dat wordt niet vergoed hè en met die gehandicapten weet je het nooit of ze hun rekeningen wel betalen, want die zitten zo laag hè en misschien zijn ze ook wel niet goed wijs, dus boter bij de vis. Welke vis. Of moet ze dat ook aan haar baas vragen?
Wie kwaad, ik? Nee joh, ik blijk gehandicapt, dat is even wennen en veel wachten. Trouwens gefrustreerd ben je toch al dus waar heb je het over?
Goed M. gaat verder met het opbellen over die oprij-plaat. M. is een koppige doorzetter. Want de scoot komt en de koningin ook al bijna er is dus haast geboden, anders moet ik die laatste warme dag toch nog binnen zitten. Plaat is binnen. In Goes. M. stapt in de auto en gaat ‘m halen. Ik ondertussen rij met de nieuwe blauwe naar de tandarts. Neus staat parmantig naar de verkeerde kant en de stoep te smal voor beginneling om te draaien, dus blokje om. Toeristische route. Reuze spannend. Als we toch rijden, even chocola kopen. Dan door wiebelwegje door afzetting laveren met gevaar voor eigen leven en tot vreugde van de omstanders jodelend door haakse paaltjes net op tijd bij de tandarts.
Als ik thuiskom is M. er ook. Geheel over haar toeren door de schattige ontvangst in Goes. Met een in vieren opvouwbare constructie. Het ding past NIET. Ook niet als je ‘m hoger of lager legt. Of anders. Hij blijft te kort aan twee kanten. In Nederland gemeten, in Taiwan gemaakt, naar Engeland gestuurd, naar Goes gezonden, maar passen, nee, dat niet. Er moet opgereden worden haaks op de stoep en het ding springt vrolijk opzij. Licht als een veertje. Zelfs M. is van streek. Ik moet de scoot uit. Zij zelf zal dat kreng op de een of andere manier binnen en klein krijgen. Ernaast lopend en vloekend na diverse pogingen staat de scoot neus naar voren in de gang. Maar nu moet er gedraaid. We kunnen moeilijk achteruit over die springplank weer de stoep af vallen. Zo breed is de gang nu ook weer niet. De kamer indraaien is een kunst die we nog niet beheersen. Beng tegen de deur. Kleine draaicirkel zeggen ze. Wij draaien. Om onze eigen as. Steken zoals je parkeert. We kunnen verdomme toch ook parkeren. Nou dan. In spin de bocht gaat in. Jawel, we zijn gedraaid. Zullen we nog even een terrasje gaan doen dus de hele oefening herhalen? Nou nee. Morgen is er weer een dag.