Eigenlijk zou ik moeten opschrijven wat ik allemaal niet eet. De stad in. Espressootje. Geen koekje. Nog een koffietje. Weer geen koekje. Is er dan een beloning voor het afzien? Natuurlijk niet. En de tablet chocola waar ik zo naar snak? Gekocht? Nee. Frietje? Nee! En langs de zalige ijsjes? Iets gekocht, al was het maar één bolletje? Nee, nee. En dan rammelend naar huis.
Een tatoeage heb ik nooit laten aanbrengen, zoiets doe je toch niet. Want de armen met die lange nummers waren al erg genoeg. Een ‘niet’ om niet te prijzen dus.
Mijn moeder verkocht ooit staatsloten. Wij mochten stempelen, want dat moest toen. Een stempel met de naam van ‘de collectrice’, degene die de loten verkocht. Eén heel lot kostte destijds 80 gulden. Een week huishoudgeld voor de armen. Maar je kon één twintigje kopen, dan kon je al meespelen voor 4 gulden. Je zou kunnen zeggen, dan kostte een nietje maar 4 gulden. Als je wat won kreeg je ook maar een twintigste van de prijs. Alleen de rijken konden dus grote prijzen winnen.
Volgens mam poepte de duivel altijd op één hoopje. Het waren altijd dezelfde mensen die de prijzen wonnen en altijd dezelfde snakkers met de . Ook de winnende loten moesten we stempelen. Een rotwerkje met een rolstempel. Betaald betaald betaald. Anderen wonnen en wij mochten stempelen. Maar we zullen wel geprezen zijn voor onze nijvere arbeid, denk ik.
Zou je toch denken dat ik door zo’n ervaring wijs was geworden? Nou nee, helemaal niet. Ik wil altijd wel meespelen met loterijen. En ik win zelden. Hoewel? Ooit een slagroomtaart die ik per omgaande van M. moest weggeven. One minute op the lips and forever on the hips. Of in vlotte vertaling: een minuut in je mond en voor altijd aan je kont. De lijn, dames, de lijn. Omdat de gezondheidsmaffia zegt dat vet, zeker op de buik, dodelijk is.
Ook iemand die niet aanwezig is? Roefje is een niet. Voor hem geen prik. Lastig nietje dus. Moeten we voor hem alsnog met mandje naar de dierenarts. Geen prijs voor de stoute kater, wel een extra prijs voor ons. Laten we onze lieve dierenarts thuis komen opdat ze vier katten in een keer kan inenten is nummer vier lala de lala niet thuis.
Je zou toch denken dat als ik helemaal niet meer snoep, ik zo strak als een nieuw geverfd raamkozijn zou zijn? Nee hoor. De vetfabriek kan alles. Ik kan wel zeven magere jaren overleven met de voorraad extra Chawwa (om het maar geen vet te noemen) die ik opgeslagen heb. Een prijzenswaardige eigenschap, ware het niet dat er hier meer dan overvloed is. En van de dokters mag ik maar heel weinig eiwitten, minder, veel minder vlees dus. Dat is voor een carnivoor zwaar. Voor mij is dat, net als voor de kat, droge boterhammen in plaats van een lekkere muis. Dus alsmaar muizen wil ik, miauw, maar ik doe het niet.