Het na-Pasen gevoel
De zon schijnt. Na Pasen. En wij willen op een terras. Maar de scootmobiel is nog niet uit het ei. Ons tuintje is nog schaduw, trouwens daar komt niemand langs. En ik wil kijken.
Zoals met de paasdagen naar de jongetjes. Maxje trekt zijn schoudertjes op. Hij loopt dan met die opgetrokken schoudertjes en zijn handjes wapperen en zeggen weet ik veel. Boaz is op zijn mooie smoeltje gevallen en heeft een bloedlip. Zeg ik: ‘Zal ik er iets opsmeren zodat het vlugger overgaat?’ Boaz verontwaardigd: ‘Nee, ik wil dat het lang duurt. Niets smeren.’ ‘Zoals je wilt’, zeg ik verbaasd. Het staat wel stoer natuurlijk, een echte wond. Abel kan net als zijn vader hele leuke grapjes maken, wat ik wel bijzonder vind voor een tweejarige.
Vind ik kijken belangrijker dan praten? Ik praat graag, maar daar heb je anderen voor nodig en kijken kan ik altijd, ook als ik alleen ben. Ik converseer met mij. Beginnend met: Kijk… Ik en ik hebben het wel gezellig. Vroeger zat ik op school onder alle lessen te tekenen, maar onder tekenles te zingen. Althans dat dacht ik. Ik stootte geluiden uit, vaak kreunend, omdat ik vergat in mijn ijver adem te halen. Dus vonden de leraren het beter om mij op de gang te zetten zodat ik lekker kon werken. Een atypisch kind was ik. Nog trouwens, maar dan geen kind meer.
Over kinderen gesproken. Ik probeer me voor te stellen hoe hun wereld er later uit zal zien. Zonder files. Maar ook vraag ik me af of zij ooit zullen kunnen begrijpen hoe mijn kinderwereld er heeft uitgezien. De kolenkachel. Jongens doe de deur dicht, alle warmte gaat zo de deur uit.’ En wat waren de gangen in de winter ijskoud. Telefoneren was zuchtend duur. ‘Niet zo lang praten jongens, dat kost geld.’ Dat de telefoon bij de meeste mensen hoog in de gang hing zodat je de gesprekken wel kort moest houden omdat je anders vernikkelde van de kou in de winter. En je had geen stoel en het snoer was niet lang genoeg om op de trap te gaan zitten. Ik ken nog oudere mensen die een gesprekje afraffelen omdat dat zo hoort. Wie weet nog van asladen en het vuil. De kolenboer en het getob met een kachel die niet aan wilde blijven op mijn studentenkamertje. Rillend met je blote voeten op het koude zeil als je wakker werd met ijsbloemen op de ramen. De arme kinderen op school, die als het geregend had niet buiten konden spelen omdat hun schoenzolen grote gaten hadden. Ze liepen tot mijn verbazing wel rond met grote zakken snoep… Als ik dat aan mijn moeder vertelde en opmerkte dat ze dat geld beter konden bewaren voor schoenreparaties, glimlachte mijn moeder instemmend. Dat er huizen waren zonder badkamer. Dat mensen van de moderne douche hun bezemkast maakten. Leven zonder wc in huis. Bij mijn onderduikoma het stinkende huisje buiten. Riolering was er nog niet in de meeste dorpen. En het krijgen van een fiets was iets geweldigs. Ik liep naar school, halfuur heen halfuur terug. Heel gewoon.
Hoe zullen deze huidige kinderen zich een wereld voorstellen zonder auto’s, internet, zonder mobiel, zonder de ongelofelijke luxe, zelfs als we voor deze tijd arm zijn. Winkels als Zeeman waren er niet. Wel de snoepwinkel van Jamin waar je voor een dubbeltje een vies ijsje kon kopen in een papiertje en de wafeltjes moest je er zelf om doen. En biscuitjes. Als mamma een rijke bui had kochten we een half pond en aten dat allemaal meteen op. Maar vaak gebeurde dat niet. Jonge kaas en oude kaas. Maar geen Franse kaasjes. Alhoewel ik me herinner dat mijn kleine zusje Roquefort mmm heel lekker vond. Raar kind. Ik niet natuurlijk. Stinkkaas en het boertje dat ik was wou niets proberen. ‘Wat de boer niet kent’, hoonde mijn moeder. Ik geloof dat ze die kaas meebracht van een Franse vakantie. Wij bleven thuis met Nelletje, onze engel in huis.Of dat ze die kaas kocht voor gelegenheden bij de vrienden die een delicatessenwinkel bezaten. Mijn altijd wufte moeder. Zijn tegenwoordig alle moeders wuft? Eieren zoeken doen we nog steeds. En eieren verven. Boaz bracht geverfde eieren mee die door de schil zoveel kleurstof gelekt hadden dat ze oneetbaar waren. Dus met pijn in mijn hart hebben we dat weggegooid. En ondenkbare handeling. Je gooit NOOIT eten weg. Zelf geen paarse eieren na Pasen.