Schep ik op tegen Inge: ‘Ik doe verzoeknummers.’ Zegt zij: ‘Schrijf eens over .’ Denk ik: Muziek? O nee, ik hou helemaal niet van . Maar dat is natuurlijk niet helemaal waar. Ik hou niet van muzák. Niet van de boem boem tralala, de zogenaamde pop. Het schreeuwen en het zagen, de jengelgeluiden en die BN-ers die met hun onmuzikale en ongeschoolde stemmen hun stembanden aan flarden zingen.
Ik ben gewoon een kakker. Ik hou van kwaliteit. Ik luister naar klassieke . Liefst kamer, dan kan ik de melodie makkelijk volgen. Maar ‘moderne klassieken’ vind ik ook lekker. Op Badings was ik vroeger dol. Bleek die man fout, dus opeens werd hij niet meer gedraaid. Jammer. Wagner was ook heel fout, maar die pompeuze kraftmusik mag wel. En die arme, doof geworden Beethoven kan heel erg klappen met een zweep, nee, dank u. Maar Vivaldi, Mozart, Scarlatti, Telemann, heerlijk, heerlijk. En de grote jazzvrouwen ook. Dus natuurlijk hou ik daar van. Maar ik wil niet zitten en alleen luisteren. Ik wil er bij tekenen, of lezen. Schrijven doe ik het liefst in stilte.
Maar stilte is er weinig. In de winkels dreint muzak. Mijn bloeddruk krijgt daar een driftbui van. Je wordt geacht lekker door te kopen, omdat het zo gezellig is, dat gejengel. Maar ik wil alleen maar snel dat behang ontvluchten. Weg weg. Ik wil het gras horen groeien, de vogels horen kwetteren, de wind mag zingen in mijn haar. Maar die ingeblikte scheefzingers, weg ermee.
Op Radio 1 wordt het zogenaamde aanbod met de dag dommer. Wil ik weten hoe het gaat in Libië, hoe erg het is in Japan, worden de afschuwelijke berichten kort gehouden omdat het domme publiek moet worden vermaakt met Toppers, Tappers en ander vreetvee. Zelfs de spraakwatervallen die de tegenwoordige radiopresentatoren zijn geworden vertellen de meest afgrijselijke berichten over moord en doodslag op frisse vrolijke toon. En dan die rotmuzak weer. Het ‘érg hè’ is uit. Reclame voor iets lekkers, iets leuks. Wat kan het schelen dat ver weg mensen creperen. Kom kom, wij willen consumeren onder begeleiding van een jengelorkestje van ongeschoolden.
Dus ik vlucht naar Radio 4. Ik lees de krant wel. Edoch. Des morgens is het nu mode om ook daar te ouwehoeren tussen stemmige door. Ik zeg net dat ik de krant wel lees, zitten zij er doorheen te praten. Wel allemachtig.
Toekomst daarentegen, daar lust ik wel pap van. Samen in een voertuig zitten dat zich geruisloos beweegt. Beleefd bestuurd door een robotautomaat met een rood jasje aan. En dan zeg je tegen elkaar: ‘Weet je nog vroeger, toen je nog zelf moest sturen. Weet je nog herrie en files? Heerlijk dat dat allemaal voorbij is. Koeien weer in de wei, varkens in een modderplas. Kinderen die op straat mogen spelen. Weet je nog hoe vuil alles was? De boterbloemen hadden roetrandjes. Echt waar, kinderen, echt waar. En jullie mochten nooit naar buiten. Veel te gevaarlijk.’ Ja, dat is toekomst. Ik hou ervan.