Min of meer I
Wij hebben tweeënhalve kat. Twee zijn van ons, Mimi, oud en een beetje wrak, en Roef, sterk, dwingeland, wil op mijn bed in het midden liggen en die halve kat Moos is van de buren, daarom noemen wij hem Buurmoos. Die halve kat wil bij ons eten, achter ons gordijn liggen en hij is vriendjes met Roef. Maar niet geaaid worden. Hij is schichtig. Kijkt me aan en komt dan toch maar het bakje leegschrokken. Maar als ik beweeg, zoef, gaat hij vlug naar beneden en knalt het luikje uit. Terwijl het echt een nette kat is. Werkt als het ware als stofzuigertje. Roef eet terwijl hij zijn kop schudt en daarom liggen de brokjes vooral rond zijn bakje en Buurmoos eet eerst de zwerfbrokjes op, keurig hoor.
Ik zou wel meer Buurmoos willen.
Waar ik minder van wil is van die geblondeerde Geert, veel minder van dat rechtse gebral. En ook veel minder van die oranje pompoen die zo onheus schreeuwt op twitter. Ik hoorde laatst iemand zeggen: Kan er een kogel door? Maar nog meer moorden wil ik ook niet. Maar als ik het niet zelf hoef te doen?
Het geeft zo’n rotzooi hè, daar hebben we al genoeg van. Dus nee, maar helaas.
Ik zou wel twee nieuwe oogjes willen om lekker mee te lezen. Dan loop ik voor gek, maar wat kan mij dat schelen. En nieuwe benen die vlot lopen, ach zo word ik nog bezienswaardig.
We kunnen min of meer willen, maar meer dan ‘willen’ zal het niet worden.
Het rare is met politiek dat je als mens denkt dat wat jij stemt doorslaggevend zal zijn. Het voelt als heel belangrijk. Zo vind ik het ook belangrijk om anti-Trump dingen te steunen. Waarom eigenlijk, ik woon niet eens in Amerika. Alsof het helpt. Ik ben maar de Buurmoos. Brokjes schrokken en dan hup het katteluik uit.
Ik stem op de Partij voor de Dieren. Zwerfbrokjespartij. Niet invloedrijk. Wel aardig. Leuk voor Buurmozen en anderen.