M. heeft een nieuwe telefoon. Zo één waar je de was mee kan doen, je vakantie plannen en ander huiselijk gemak. Bellen is in het begin nog lastig. Was zij boven aan het timmeren met dat nieuwe ding? Nee, maar volgens haar was dat dure ding nu-al-niet-goed-verdomme. Dus met haar vuist op tafel en met haar lieve voetje stampen. Tja. Het aan- en uitknopje zit op het smalle zijkantje, dat moet je natuurlijk wel weten. Alle begin is moeilijk. Ook gebeld wórden, levert nog problemen op. Want waar is de hoorn die je opneemt?
Als je dan naar Max kijkt die geen enkel probleem heeft met de Aai Pet of Ik Kikker, of hoe dat ding van zijn papa ook mag heten, hij speelt er muziek op, doet spelletjes, drukt op virtuele knopjes dat het een lieve lust is. Unverfroren is het woord dat ik me opkomt. Wat een zonnig ventje is hij toch. Hij komt al hallo roepend door de voordeur en stampt met zijn piepkleine voetjes vrolijk het huis binnen. Hallo en harder Haaaalloooooo.
Als hij wakker wordt klein huiltje en als ik dan naast zijn bedje sta, kijkt hij me vragend aan. ‘Pappa?’ Ik zeg dat pappa nog slaapt en hij zegt: ‘O’, en kijkt me aanminnig aan. Dat ik het ben, is ook goed. Hoewel hij duidelijk juicht als een pappa of een mamma zich laat zien. Maar als de Joortjes hier zijn, doe ik de ochtenddienst. Kunnen de pappa en mamma een keertje doorslapen. Max is niet moeilijk. Wil je een fles? Ja. Een boterham? Meestal een hartgrondig ja, maar soms zegt ie ja maar duwt je hand met bord en al opzij. Met een hooghartige uitdrukking op zijn gezichtje. Hoe kom je er bij om mij te willen voederen. Duidelijk nee, dus. Maar het heeft redenen. Poepbroek, Max? Ja, zegt hij, poe, en dan is het ook zo. Hij is supersnel zelfstandig twee trappen op. Stadskind is duidelijk veel trappen gewend. Hij klimt ook zelf op de tafel om verluierd te worden. Handig voor mijn rug. De schat.
Hij wil sittuh op zijn stoeh en kleiuh. Goed schat. Paahz zegt hij en hij bedoelt de paarse klei. Als hij daar uitputtend mee gespeeld heeft, ruimt hij de klei tot het laatste kruimeltje op. Met die kleine kriebelvingertjes propt hij het spul terug in zo’n klein potje. De fijne motoriek is uitstekend. En dan wil hij een andere kleur. Rood kan hij al zeggen en groen. Blauw is de laatste nieuw taalaanwinst. Het potje met geel is nog dicht. Die kleurnaam zit nog niet in zijn taalpakket. Het zijn meestal nog losse woorden. Stoel, zitten, eten, brrrood, koud, heet, maar soms hoor je uit de verte een hele zin, althans de intonatie. Hij praat dan tegen zichzelf. En waarschijnlijk is het interessant. Hij kan ook heel lief rondwandelen en kleine liedjes zingen. Maar de belangrijkste woorden zijn toch het Ja en het Nee. Je kan proberen hem te overtuigen maar zijn nee is tamelijk onwrikbaar. En als de grote mensen nee zeggen? Oei, dat is moeilijk. Even keihard huilen helpt ook al niet. Nou zeg. Zoals de meeste kindjes sokken uit, nee Max. Sokken aan! De vloeren zijn te koud. Behalve de noppensokken, die zijn kennelijk ruim genoeg en die houdt hij aan.
Nopjes knopjes. Hij is ook helemaal dol op de traplift. Hij weet dat het niet mag, maar hij had ‘m aangedaan, stoeltje uitgeklapt en de armleuningen naar beneden en was met het rode knopje al een meter op weg voor M. hem te pakken had. De dondersteen. Omdat hij wist dat het niet mocht, huilde hij niet maar liep dan maar zelf naar boven. Wij blijven nog even aan tafel in de keuken als we de toeter van de scoot horen. Daar zitten gelukkig de sleutels niet in anders zie ik hem al op straat rijden. Nou vooruit, dan maar toeteren in de gang.
Even later wil M. dat ik haar bel. Het apparaat zegt dat ie doorverbindt. En dan niets. M. wil dat ik het nog eens probeer. Want misschien staat de dinges nog aan. Dinges? Schermbeveiliging. O. En jawel wij kunnen spreken. Dat is zo wie zo niet moeilijk want ze is inmiddels naast me komen staan. Ach, die techniek van tegenwoordig, misschien kunnen we later met zo’n machientje ook zeebenen inhuren. Of stofzuigen.
Hoe leggen we later aan de kinderen uit dat er geen computers waren. En dat niemand een mobiele telefoon had. Hoe konden we zonder eigenlijk? Of we het nu leuk vonden of niet we moesten onze ziel in lijdzaamheid bezitten. Ongeduld? Wachten moesten we. Op alles. Ik krijg handgeschreven post van Pleuke uit Canada. Haar adres is uit het column-vrienden-bestand gevallen. Hoe kan dat? En nu kan ik niet bellen. Te duur en ik heb haar nummer niet. Dus op de nieuwe computer weer zoeken naar dat adressenbestand. Knopjes en ik weet het niet meer. Zal ik het aan Max vragen? Die kan het vast al vinden.