Het vrolijke gemak waarmee Max het huis binnen dendert: ‘Hallo oma Chawwa’. Recht mijn armen in. Zeg ik verbaasd : ‘Dat je nog weet wie ik ben.’ Hij is opeens zo veel groter, het babyachtige is er met zijn geknipte haren verdwenen. Een kleine man is hij nu. ‘Oma Chawwa’, zegt hij op een toon die niet mis te verstaan is. Hij weet alles. Zelfverzekerd banjert hij door het huis. Als ik hem vraag om iets te halen gaat hij met zwaaiende elleboogjes op weg. Dat zal hij wel even fixen. Om op te eten zo grappig.
Twee jaar is hij en leeft in goddelijke onschuld. Toch als iets kapot is vraagt hij: ‘Max hedaan?’ Meestal is dat niet zo. Dan antwoorden wij: ‘Nee schat, dat heb jij niet gedaan hoor.’ Dan kan hij weer vrolijk verder gaan met zachte liedjes zingen. Maar soms is hij wel stout. Kruipt op de traplift en probeert ermee naar boven te gaan. Hij weet precies hoe het moet. Oeijoeijoei. Mamma Jorien schiet naar boven en vangt het stoute jongetje. ‘Dat mag niet, dat weet je, het is gevaarlijk.’ Haar geschrokken stem doet het goed. Max is nu ook geschrokken.
Moeders zien in hun geestesoog hun engeltjes van van alles afstorten en hun lieve nekjes breken. Ik heb dat als ik in bed kruip en bedenk welk onheil mijn kinderen en hun kinderen en mijn geliefde kunnen overkomen. Lange rampenlijsten geven voeding aan mijn bange dromen. Maar in de wakkere wereld laat ik kinderen proberen wat ze kunnen en ik kijk niet op een paar blauwe plekken. Hooguit geef ik advies. En leg uit wat de gevaren zijn. Of vertel waarom ik iets een slecht plan vind. Dat is ook veel werk.
Vroeger vertelde ik de kinderen dat ze mijn hand moesten vasthouden met oversteken omdat ik het zelf griezelig vond. Wat waar was. Want zelfs nu vind ik dat eigenlijk nog niet leuk. Ik hou mijn eigenhand dan maar vast. Hoewel ik dat op de scootmobiel niet kan doen want als je loslaat sta je stil. Remmen? Dat kan dat ding niet. Maar samen met Max is het heel leuk om voorzichtig (dat wel) door de stad te suizen. Hij mag toeteren. En als de mensen hem zien worden ze niet op mij boos. ‘Jullie zijn een gevaar’, riep iemand me laatst woedend toe. Ja jullie. Jullie hebben het altijd gedaan. Vooral als je zelf niet op of omkijkt. Jullie buitenlanders, jullie joden, jullie ouderen op jullie hinderlijke scootmobielen. Jullie. Nou en of. Wij zijn er! Oud, lelijk en lastig. En met velen op hordes scootmobielen. Wie zei hier: ‘Lekker puh?’ Wij zijn het grijze gevaar.
Na de eerste nacht wordt Max wakker. Hij zit rechtop in zijn bedje en roept: ‘Ik ben wakker’. Na de tweede nacht roept hij: ‘Omachawwa, ik ben wakker.’ Hij weet nu dat ik kom want dan kunnen zijn ouders uitslapen. Wordt hij midden in de nacht wakker, merk ik dat hij koude voetjes heeft en neem hem mee naar mijn bed om weer warm te worden omdat hij alle dekens het bed uitgesmeten heeft. Tja. Als hij weer warm is ga ik zijn bedje weer opmaken en breng hem terug. Half slapend trekt hij zelf aan het koortje van het muziekdoosje en geeft geen kik meer. Truste Maxje. Wat een schat.
Maar pas op, verstoor zijn ritme niet. Als je hem ’s middag te laat in zijn bedje legt is hij als een kip van de leg af. ‘Nee’, roept hij, ‘Nee, niet slapen’. En hij gaat het ook niet doen. Gooit zijn luier uit plast in het bedje en slaapt inderdaad niet. Tja. Hij had het toch gezegd. Laat in de middag na veel leuk gespeel, valt hij in slaap in de auto en tukt lekker door op de bank. Eten Max? Nee. En als ze dan naar huis gaan die zondag, is hij de hele weg lang lekker wakker. En thuisgekomen lust hij wel wat. Een boterham voor Maxje. Terecht natuurlijk. De boef. Hoop dat hij vlug weer komt… Kan ik me weer verbazen over hoe snel kindjes groeien.