Harvey, een joods twittervriendje vraagt: ‘Kan dat, een vrolijke ?’ Lewaja is Hebreeuws en betekent begrafenis. Dus kan dat, een vrolijke begrafenis? Ja, het kan.
Die van mijn Mam was vrolijk tot en met de sjiwwe. Sjiva is zeven dagen zitten en rouwen met zoveel mogelijk mensen die min of meer verplicht op bezoek komen. In Israël zijn de gebruiken van zeven dagen rouw nog heel gewoon. Op de bomen zwartomrande plakkaten met daarop: Liesbeths moeder is dood. In vette letters. Collega’s van haar werk hadden die laten maken. Doder dan dood kun je niet zijn als je als een misdadiger aan een boom geplakt wordt. Mensen die de hele dag komen, eten en taart meebrengen en verhalen… Je herdenkt, je vertelt de sterkste verhalen over degene die er niet meer is. En de tranen van het lachen rollen over je wangen. Mam en haar oneliners. Ben ik vijftien, kom ik thuis en zeg: ‘Mamma, die mensen zij zo rijk, die hebben vier wc’s.’ Zegt Mam: ‘Da’s goed voor zoveel kak.’
Maar tussen het lachen door huilbuien en al het zoete eten. Van Mams buren kregen we hardgekookte eieren met veel peper. Waarom peper? vroegen we. Volgens de Roemeense buurvrouw was dat opdat je zou huilen. En hardgekookte eieren is eten dat bij de rouw hoort. Je hebt het zo op en je voelt geen honger meer.
Het leukste bij een vrolijke zijn de toespraken. Bij mijn oom Nolletje. De herinneringen van een scala aan mensen van alle leeftijden. Verwanten en vrienden. De kleindochters met hun samenzang, de kleinzonen met de tranen, de vrienden met de drankgenietverhalen, de schoonzuster die dansles kreeg.
Nol die er altijd als een heer uitzag. Strak in het pak. Om door een ringetje te halen. Zelfs eenmaal op een camping in het pak met glimmend gepoetste schoenen. Hij kon niet anders, hij had geen vrijetijdskleding.
Zeggen die kleindochters in hun samenspraak: ‘Jullie dachten dat opa zo’n nette heer was, hè? Nou, wil je weten wat hij allemaal in dat computerkamertje deed? Illegale kopieën maken van muziekcassettes die wij hadden geleend uit de bibliotheek. En later ook de cd’s en zelfs met gekopieerde foto-omslagen, net echt.
Mijn oom. Rücksichtslos om het zijn kleindochters naar de zin te maken. Datzelfde streep-er-door, nooit-over-praten met zijn geheugen. Weg ermee, we hebben het leuk. We genieten. Van goede wijn, van lekker eten, van leuke vrienden. De wetten gelden voor anderen. Laat die maar treuren. Ik leef. Dat de nachten niet altijd zo vredig verliepen houden we geheim.
En dan na afloop van de jazzmuziek die gespeeld werd, komen mijn herinneringen aan vroeger thuis. De joden waren op, maar het overleven ging beginnen. De vele naoorlogse feesten. Ik denk dan aan Mam die tegen het bezoek zei: ‘Willen jullie nog koffie voor je gaat?’ En tegen ons: ‘Vlug jongens, rot-op-koffie zetten. Alle herinneringen van Mam aan haar kleine broertje, die ik maar niet geciteerd heb bij de crematieplechtigheid. Hoe hij als klein jongetje slaperig zijn acht jaar oudere grote zuster wekte met de historische woorden: ’Mimi, ik kan mijn plassertje niet vinden.’
In de nazit hoor je: Weet je nog? Wisten jullie dat? En in plaats van dat ene plakje cake, chocoladesoesjes waar je er meer dan één van mocht hebben. En daarna een lekkere lunch. Met wijn. Natuurlijk. Met broodjes kaas, ham, en kroket. Nooit kosjer. Want na de oorlog is Nol getrouwd met het buurmeisje. Maar we leven nog en we gaan glunderend genieten. Kijk, dat is een vrolijke .