Ik heb weer email. Gelukkig. De afgelopen weken heb ik me kunnen afvragen hoe onze ouders het deden zonder. Dood ga je er niet van, dat is wel fijn eigenlijk. Dat ik elke morgen naar mijn computer rende om te kijken of er een wonder was gebeurd en elke keer weer teleurgesteld werd, is nu voorbij. Als ik naar de bevoegde instantie belde zei die: ‘Uw email doet het niet’. Dan hingen ze op. Goh, daar belde ik juist over. Achteraf vraag ik me af hoe ze dat wisten want het was mijn emailprogramma dat twee letters en een fout puntje had. Opeens. Op het waarom zal ik geen antwoord krijgen. En zijn geen waarom- nummers beschikbaar. Het is al erg genoeg als je een of andere instantie belt waar ze een zevennummerig keuzemenu hebben waar je nooit weet wat te kiezen en als je dan besluit op vier te drukken zijn er nog achttien wachtenden die naar de zelfde zenuwenmuzak moeten luisteren. Waardoor we geheel verweekte hersens krijgen en ik ook niet meer weet wat ik wilde vragen. Ach ja, vroeger zaten er aan de andere kant van de telefoon ménsen, nu waarschijnlijk een uitgestorven soort.
Tegenwoordig moet je een opgestoken duimpje hebben, woorden zoals aardig, leuk en grappig, zijn in het moeras gezakt. Waarom? Haast zeker.
Ik probeer mijn opmaakprofiel op de computer naar mijn smaak te veranderen. En dat gaat vijftien regels prima. Maar dan, leuk hoor, krijg ik weer een fout lettertype, andere regelafstand en te kleine letters die ik maar moeilijk kan lezen. Duim naar beneden. Waardeloos. Hebben de huidige machines een eigen wil? Of is wat ik wil gewoon fout? Heb ik niets te willen?
En er staat ons nog een hoop gedoe te wachten omdat we van provider gaan wisselen. Bij dat soort service-instellingen begrijpen ze niets van twee telefoonnummers op één adres. En dan ook nog eens twee computeradressen. ‘Is uw man thuis?’ ‘Mijn vrouw bedoelt u.’ ‘O ja, meneer.’ Daarvoor hebben we jarenlang in noodweer en tegenwind door de straten lopen schreeuwen dat de homomedemensch bestaat. Nou ja. Soms blijf ik vrolijk en zeg: ‘Ik heb een damesbas.’ Maar dan denken ze dat ik in een bandje zit.
Maar providers zijn net mensen en sommigen doen hun uiterste best. Behalve die ene die met zijn vreselijke ochtenhumeur ons huis binnenslofte. ‘Ik heb haast’, meldde de ongeschoren afzakbroek. ‘O’, zegt M. ‘ik had speciaal om meer tijd gevraagd, hebben ze dat niet doorgegeven?’ ‘Niks mee te maken’, gromt hij. ‘Geef me een contactdoos met acht.’ Wij vragen waarom en hij: ‘In de brief.’ En wij weer: ‘Nee hoor, dat staat niet in de brief.’ Ik vraag: ‘Waarom heb je dat niet bij je?’ Hij zakt op een stoel neer bij zoveel domheid en blijft volhouden dat het in een brief staat. Langzamerhand willen wij hem vermoorden en hij wilde ons al eerder de zee indrijven. Weg met die kerel. Dan bellen we de firma die ons de volgende dag bijna smeekt om het goed te mogen maken. Maar nee. Wij zijn plotseling standvastig en willen niet meer. Nuffig natuurlijk. Maar ja. Nu moeten we weer vier weken wachten. Waarom wilden we eigenlijk weg?