Boaz brouwt af en toe. Vooral wanneer hij opgewonden is. Hij roept Abel. Kom nou Abel, kruipen. , Abel. Het klinkt soms als kchuipen. En dan suizen ze samen op hun knietjes door de kamer. Tot Abeltje weer eens wil gaan staan. Boaz kan zijn keeltje schor roepen, Abel staat tot zijn kleine knietjes gaan beven en dan kruipt hij weer met de grote broer verder. Onder de stoelen door, onder de tafel, bijna over elkaar heen. ‘Voorzichtig Boaz, Abeltje is nog maar klein.’ Tot Abeltje of omvergeduwd wordt door Boaz of zijn hoofd stoot tegen de tafel of de stoel, en hij het op een brullen zet. Dan gaat Boaz naar hem toe, geeft een zacht kusje en zegt: Zo, kusje over. En Abeltje kijkt met zijn grote donkere ogen in aanbidding naar zijn grote broer. Ging het maar zo met grote en kleine landen. Hoewel… Het kleine kereltje is sterk. Groot voor zijn leeftijd en beresterk. Dat zal wat worden. Nu kan Boaz nog trucs uithalen. Maar als Abel groter wordt en nog sterker mag Boaz wel voor die sterke armpjes vrezen. Nu krijgen ze allebei iets in hun schoen, een cadeautje én een brief van Sinterklaas. ‘Laat papa maar lezen’, zegt Niels. Boaz, terwijl hij de brief dubbelvouwt: ‘Nee, hoeft niet. Is van mij.’ Janine, doortastend, pakt de brief en leest hem voor. Boaz pakt ondertussen de cadeautjes uit. Een grote groene Kermit de kikker. In het kleine pakje een Boembaclowntje van tv. De brief meldt dat ze niet elke dag hun schoen mogen zetten. Alleen op zaterdag en zondag. “Boaz, heb je dat begrepen?’ vraagt mijn dochter aan haar zoon. Maar Boaz is druk bezig, brief ach, wat moet je er mee.
Eerst wil hij het grootste pakje, waarin de kikker zit, maar dan besluit hij dat hij toch liever de Boemba wil. Hij zegt. ‘Kijk es, Abel, nee niet aankomen, kijken met je ogen, niet met je handen. Boaz is dol op volzinnen. Hij heeft Boemba te pakken. Later werpt hij achteloos de kikker naar Abeltje. ‘Hier Abel, kikker.’ Vooralsnog vindt Abel alles best. Tot iedereen aan één kant van de kamer met elkaar aan het lachen is en Abel alleen in de box zit. Dan zet hij luid en duidelijk zijn huilmond open. Zonder tranen. Wèèèeheeeh. Heel hard. Héé, ik ben er ook nog, ik wil ook meedoen.
Maar over meedoen gesproken. Het lijkt tegenwoordig wel of wij onze kleine kinderen willen bedelven onder speelgoed, zoveel is er. En als ze dan groter worden zijn er allerlei elektronische speeltjes die astronomische bedragen kosten. Vier, vijfhonderd euro. Wat voor soort ouders hebben daar geld voor? Voor dat geld kun je een maand eten. En als je zuinig moet een stuk langer. En als je dat dan niet krijgt als kind, ben je dan arm?
Op mijn eigen eerste Sinterklaas, vlak na de oorlog, kreeg ik ook zoveel pakjes. We leefden nog. Maar van alle cadeautjes vond ik het lucifersdoosje met die ene pepernoot het mooist. Want dat pakje was tegen het raam aangekomen en Sint stond op het dak, ik wist het zeker.
Bij het schoenzetten met de rituele wortel pakt Boaz de dunne kromme wortel er uit. ‘Deze is niet leuk papa’, zegt hij. De volgende vindt hij eigenlijk ook te dun, maar goed, dan maar zo. Als hij maar niet denkt dat een dikke wortel een groter cadeautje oplevert.