De kapper wast niet met mijn shampoo en smeert niet met mijn jam. En Zaza heeft een goede neus. Dus ze komt met ferme stapjes aan om mij eens helemaal te verzorgen. Te beginnen met mijn kruin. Was, was, was, doet ze met haar harde tongetje, een in haar mond ingebouwde staalborstel. Tot mijn hoofdhuid een beetje rauw aanvoelt. Lief hoor, dat ze me wil wassen, maar wat een klus voor zo’n diertje. Zou ze mijn vorige column hebben gelezen en nu besloten om haar mens-zelf nu eens aan te pakken? In het kader van, ach laat die rommel maar, we gaan jou eens lekker schoonmaken. Gelukkig heeft ze mijn groene nagellak nog niet ontdekt. Ja, groene nagellak. Het is lente tenslotte en ik ben ook een krokus die naar het licht toegroeit.
Ook al zit ik Middelburg onveilig te maken met mijn suizende scootmobiel, ik kan wel vlot modern mijn nagels lakken. Blauwe, ook beeldig, heb ik ook. Met een bijpassend truitje. Maar zwarte mag ik niet van mijn M. en dat vind ik juist zo leuk bij mijn zwarte jasje. Maar om de klap van die zwarte nagellak te verzachten mag ik een groen truitje kopen. M. betaalt.
En dan hebben we Kareltje. Kareltje heeft vele functies. Omdat hij een bange zwerver was en hier een warm huis heeft gevonden, vindt hij het zijn plicht om de wacht te houden. Vreemde katten in de tuin? Hij sprint er heftig achteraan. Soldaat Karel tot uw dienst. En bij het eten aan de grote tafel is hij Lakei. Links van mij en rechts van M. staat hij bij de tafelpoot roerloos en mauwloos te wachten op kruimels. Rechts van mij zit Zaza op een stoel en zij steekt regelmatig haar uitschuifarm uit om te zien of ze bij mijn bord kan komen. dan zeg ik: ‘Nee, Zaza, mag niet’, en leg bezwerend mijn hand op haar kleine warme hoofdje. Dan is ze weer een tijdje roerloos, maar Kareltje staat in de lakeistand tegen de tafelpoot. Als hij zijn post verlaat is het of omdat hij iets heeft gekregen of omdat hij met zijn geringe salaris even door de pootjes moet zakken en even moet oefenen op zijn schorre miauwtje.
Wij als koninginnen verdienen geen ruim achthonderdduizend per jaar, maar we zijn wel goed voor onze lakei. Ons kattenkoninkrijk is heel belangrijk, maar niet overerfelijk. Eigenlijk zijn wij voor een republiek. De Republiek Kattazië. En ook belangrijk: onze poezen hebben geen foute opa’s en foute schoonouders. Raskat of vullisbakjes, allemaal geliefd en allemaal dezelfde brokjes.
En Roefje, prins van de nacht en de regen. Als hij nat binnenkomt draven wij met droge handdoekjes. Tenslotte zijn wij het personeel. Wij laten ons niet noemen met foute afkortingen zoals W.A. (de Weerafdeling van de NSB). En liederen? De poezen en wij zingen zelf wel. Mimi kan dat luid en indringend doen als M. weg is. Moeder, snik, waar ben je, roept ze dan hartbrekend. Ach ja. Wij gaan wel naar de kapper maar laten ons niet blonderen. Of een houten kapsel aanmeten. We dragen ook geen jute designzakken met ons beeldmerk. In ons rijk hoeft dat niet.