Op het strand. Abeltje schept. Met een harkje. Hij houdt het ondersteboven. Net als hij het bij het eten doet. Lepel of vork ondersteboven. Desalniettemin komt er genoeg eten in dat ronde mannetje. En ook genoeg zand op zijn bergje.
Janine doet hem voor het eerst een zwembroek aan. Abel zegt verbaasd maar tevreden: `Ja, hij past.´ Dan gaan ze samen op weg om in de zee te plassen. Zwembroek weer naar beneden. Wij kijken verliefd naar die ronde babybillen. Ziezo, nu zit er een Abeldruppeltje in de grote zee. Daar word ik bepaald vrolijk van. Na het gehannes met de rolstoel die door iedereen en vooral door het grote duwwerk van Boaz dat rotduin op komt, en daarna een massief elektrisch model dat centimeter voor centimeter door het zand ploegt, nagestaard door vlotte viefe badgasten, is zo´n plasje het summum. Wat is er belangrijker.
Boaz en Abeltje hebben kleine kleurige gietertjes. Daarmee wordt water uit de zee gehaald en zand geschept en in zee teruggestort. Wat is de zin van de zee. De zee. Wat is de zin van het strand. Het zand. En de grote werken van de kinderen. Er is een berg gebouwd. Daarop heeft Boaz twee stokken met rode schepnetjes geplant. En daarin de gieterjes gestopt. Mooi stilleven en grote werken.
`Oma, kom eens kijken’, roept Boaz als we weer thuis zijn en al gegeten hebben. Dat wil zeggen dat híj klaar is met eten. `Oma, mag ik hier mee spelen?’ M. zegt dat ze nog eet en laat haar laatste stukje brood zien. `Dan moet je opschieten en even proppen’, vindt Boaz. Er is altijd wel iets op te rapen als de er zijn en dat is een goede methode om je lachen te verbergen. We horen boven een klap en Boaz hypergecorrigeerd zeggen: ‘Ik zchrokte me zuf.’ Die uitdrukking is een blijvertje, schat ik.
Als het spul gebadderd is, gepoept heeft in het potje, de tanden gepoetst zijn, en ze voorgelezen worden, komen de katten weer binnen. Aaien moeten we, want ook zij willen wat van ons. Zolang de kinderen in de keuken zijn, kijken Kareltje en Roefje door het raam naar binnen. Droef. De damespoezen, Mimi en Zaza, zijn onzichtbaar behalve als we allemaal aan tafel zitten. Maar zodra één kindervoetje de vloer raakt zijn de katten als flitsen verdwenen. Linke zaak die kleine . Veel te veel hard hollende voetjes en aaigrage handjes.
En mijn twittergedrag is ook verminderd met de kinders in huis. Aha, nu weet ik het! Twitteren is het gemis van de kinderen compenseren. Die schattige stemmetjes moet ik kennelijk vervangen door mijn twittervriendinnetjes en -vriendjes. Want mijn freecell-spelletje zegt niets terug.
Als de kinderen er zijn ben ik moe maar gelukkig. Als ze weer weg zijn hunker ik. En ben ik ook moe. Nou ja, ik twitter dus. Samen met een miljoen anderen geloof ik. Maar wat zijn de meeste mensen immens saai. Net zoals met de kinderen in huis moet je ook bij twitter opruimen. Daar ligt nog een gebroken en waardeloos regeltje? Weg ermee. Maar van de kinderen ligger er nog autootjes in de kattenkrabpaal waar een huisje onder zit. Legowieltjes die goed bewaard moeten worden. Maar waar ook weer is de grote en de kleine lego?
Boaz weer naar school en Abel weer naar ‘de Walvissen’. Kikkers vond ik een leukere naam. En het liedje `Wij zijn kikkertjes’ kunnen M. en ik nog leuk zingen, hoewel Boaz dat afschuwelijk vindt. Nou, dan doen we het wel als ze weer thuis zijn. Oe wak wak wak.
Einde zomer? Strandweer voorbij. De radio meldt 48 uur regen. Moeten we ook gaan hozen met een omgekeerd schepje?