Vandaag zag ik een mevrouw met in plaats van appelmoeshaar haar dat deed denken aan zo’n metalen schuursponsje. Donkergrijs en onverbiddelijk. Hoewel ze naar me glimlachte bleef ik aan langzame psalmen denken. In zo’n scoot zittend krijg je dat. Misschien bidt ze wel voor me vanavond.
Maxje kan kwispelelen. Wat een hondje van een kind. Hij draait zijn kleine gatje als hij blij is en iets lekker vindt. Het is bijna nog leuker dan door hem opgebeld worden.
Wisten jullie al dat de wereld is opgehouden te bestaan. Het draait nu om de BAL. Iets met een voet. Of er draaien wielen, ook heel belangrijk. Maar geen oorlog of komkommers, zelfs geen kwamkwammers, behalve over die bal. Want daarover worden wij dolgedraaid.
En ook ik voldoe niet meer aan wie ik was. Goede vriend uitnodigen en als dan puntje bij paaltje komt toch zeggen, nee liever niet. Omdat ik er zo moe van word. Dat ben ik toch niet? Dat vond ik toch leuk? Tien logees, daar draaide ik mijn hand niet voor om. Koken voor iedereen. Ook nog lekker. Waar is dat leuke mens gebleven?
Pas zittend op de scoot zegt iemand: ‘Niet zo boos .’ Want ja, ik ben boos. Paaltjes midden op de stoep. Wegen die bol geplaveid zijn. Ik scheefhangend op dat blauwe machien. O God, ik kiep, ik kiep om. Een winkel waar ze het hele gangpad ontoegankelijk hebben gemaakt. Mensen die zonder op- of om midden op straat lopen en van de ene naar de andere kant slenteren. Ik wil erdoor! Boos . Niet meer doen. Plak er maar een neplachje over. Maar wil ik dat? Ik ben de koningin niet. Maar die ene boze rimpel moet ik toch kwijt.
De vrouw
De vrouw die zich
Majesteit laat noemen
geen houten schoenen
maar houten haar, gekapt
van beuken met een berkenschaar
het zijn zware benen die
de weelde willen dragen
polderbenen
onder heur haar
opgepofte mouwen en jurken
plukklaar
haar vergrendelde glimlach
ook zwaar, beweegt zij
over rode lopers
de vrouw die zich
Majesteit laat noemen
Dan Max en Alex joviaal ordinair. Ook juichen en zwaaien. Want we hebben nu een nieuwe vijand en geen hekel meer aan elkaar. Wij zijn winnaars, bijna kampioenen. Wij worden gedrenkt in bier en voetbal, en als het weer voorbij is, is er de politiek en dan haten we weer verder. Geen gemeenschappelijke vijand meer, maar wel elkaar.