Kattenkrakeel
Na een jaar en drie maanden is onze Roefje terug. Rufus. Onze grote zwarte kater. Na veel geween en gezoek hadden we het min of meer opgegeven. Hij was al bijna een van de vele geliefde en betreurde schaduwkatten uit ons verleden geworden. Toen kwam er een telefoontje van het dierenasiel in Vlissingen. De chip eindelijk uitgelezen. M. komt in tranen van overvloedige vreugde mijn kamer in. We gaan samen naar het asiel. Daar is ie dan, verstopt achter zijn kattebak. Schichtig als altijd. Barstend van vreugde gaan we naar huis. Hij geeft geen kik. Ik daarentegen praat de hele weg naar huis tegen hem. We zetten hem in mijn kamer met mandje en al op mijn bed en na opening suist hij meteen naar zijn eigen verstopplek in de kast die hij zelf open kan doen. Hij weet dus waar hij is.
Nu is het moment om na te denken over Poema. Wat moeten we daar mee aan?
Poema zit voor de gelegenheid opgesloten in mijn werkkamer. Maar dat gedoe ben ik echt beu. Poema mag niet aan het eten van de anderen komen. Poema moet ook ’s nachts in afzondering. Poema moet zijn eigen eten. Want als we dat niet doen poept hij dun overal, loopt hij ’s nachts over mijn kussen en wekt me of zoekt ruzie met de katten die allemaal bij M. hun heil zoeken. We hebben echt ons best gedaan.
Na een paar uur in zijn schuilplaats komt Roefje te voorschijn en kruipt bij mij onder de deken. En dan gaat hij op verkenning. Zaza krijgt een likje, Kareltje een tikje, en naar Mimi kijkt hij niet om. Hoe zal hij reageren op Poema? Het blazen tegen elkaar belooft geen goeds voor de toekomst. Ik wil Poema kwijt maar ik voel me vreselijk schuldig. Ik heb hem gekamd en geaaid, maar nooit liefgehad. Dus de volgende dag exit Poema. Dan maar schuldgevoel. En de katten worden zo liefdevol opgevangen in het dierenasiel. Hij vindt vast een goed ander huis. De opluchting verlicht het benauwde schuldgevoel. Ik had het Marcelle de vorige eigenaar beloofd en zij is nu dood. Maar wij leven nog en willen niet verkommeren met een lastig dier. Sorry. Maar het is niet anders.
Dag twee van de terugkeer van verloren zoon is ook enerverend. Roefje is op stap. Komt hij weer thuis? We krijgen een telefoontje van Vivian. Zij is de Roefjeredder. Bij haar heette hij Fonzie. (The man, indeed) Vivian woont aan de ander kant van het centrum waar Roefje zich in de catacomben schuilhield. Met oud en nieuw wist zij hem binnen te halen. Maar hij kon het niet vinden met haar andere katten. Vivian komt op bezoek en we biechten op dat hij alweer de benen genomen heeft. Ze belooft met het komende donker te helpen zoeken. Maar dan is onze Roef al weer thuis met zwaaiende zwiepstaart en zijn narrig humeur. Dan houden we hem nog maar twee dagen binnen. Nu is hij weer gewoon buiten als hij zin heeft. Leven alle katten weer door het hele huis en is onze poezenvrede weer compleet. Kijk, zegt M., je moet even kijken hoe hij overbloezend in het kleine mandje voor het raam ligt.
Vrede en in de poezen (en in ons) een welbehagen.