Die formatie, dat moeten wij hier in huis toch ook kunnen. Hoe lang zijn ze al bezig? Gedogen of niet gedogen dat blijft de vraag. Wij, dat wil zeggen onze katten, hebben daar allerlei systemen voor. Blazen en meppen. Maar dat schijnt niet christelijk te zijn. En dat mag ook niet van M. hier in huis. ‘Gedraag je’, krijgen ze dan te horen. En ze gaan hoor, met geknakte staarten, neergeslagen ogen en een beteuterd toetje. Ja ja, die M. heeft de wind eronder. Zij is de formidabele minister-presidente hier in huis.
Dus blazen en meppen mag alleen tegen de boze buitenpoezen. `Ik heb boosgeroepen tegen die vreemde katten’, zegt Boaz, ‘die willen jullie niet, hè?’ En zo is het. Maar er zijn dus uitzonderingen die je zo’n klein jongetje nog niet zo goed kan uitleggen. Want er is door de traditie gegroeid recht van overpad. Tja. De buurpoezen mogen niet bínnen, maar wel even onder de schutting door om bij de buurpoes op bezoek te gaan. Dat moet ik Boaz dan toch maar de volgende keer uitleggen. Ook dat het niet om asielbeleid gaat. We sluiten hier niemand op. Tenminste, bijna nooit. Als er een vogeltje gered moet worden, laten we onze poezen tijdelijk, zeer tijdelijk achter de deur verblijven. Maar met vreemde poezen gaan we beslist nooit zo om.
Zo is de dikke rode zwerfkat, misschien wel moslimkat Kareltje, gewoon bij ons gekomen en gebleven. En hij heeft zich aangepast. Wij van onze kant hebben hem geholpen (balletjes eraf). Nuttige ingreep die grote ongewenste gezinnen voorkomt. Misschien dat de Partij voor Ververlend Vee dat ook een goede methode vindt om die op onze medemoslims toe te passen. Daar heb ik ze nog niet over gehoord. Want wij zijn voor geboortebeperking. M. is daar bepaald streng in.
Wegkijken is ook een beproefde kattenmethode. Je doet maar, ik zie je niet. Met de rug naar je toe zitten is ook een mogelijkheid. Maar om ze allemaal rechtsom te krijgen, dat vergt te veel. Onze katten moeten linksom, voor de naastenliefde is dat belangrijk. Pas kwam Roefje met een doodgebeten, nog warm musje aan. M. huilde, zo erg vinden we dat. En Roefje had het zo goed bedoeld. Hier moeder, heb je ook eens wat lekkers. Je eet toch ook kip? En waarom houdt ze nu niet meer van me? Met doorgezakte pootjes sloop hij weg achter het gordijn. Tot in de ziel geknakt. Toen M. haar tranen had afgedroogd wist ze dat ze het zwarte graaimonster niets kon verwijten. Het is zijn natuur immers. Dus Roefje mocht weer vanachter het gordijn komen en zat zacht en zoet te spinnen. Als ware hij Rouwvoet zelf.
Maar dan is daar Mimi. De zachtheid zelve. Hoewel, als zij boven mijn hoofd van een tafel springt, heeft ze haar houten klompen niet eerst uitgedaan. Zijzelf zal geen muisje vangen, daar heeft zij personeel voor. Ze eet ze op die muizen (pakt ze charmant grommend af) als ze aangedragen worden. Krijg zo iemand maar in een coalitie. Ze zit er dan ook niet in. En mijn Zaza is een buitenparlementair diertje. Oppositie voor alles. Zij en ik zijn het nooit eens met die Haagse haarballen. Wij weten alles beter tenslotte. En we hebben principes, hoewel ik nu even niet meer weet welke.
Dan hebben we redelijkheid als alternatief. Daar zijn onze katten niet gevoelig voor. Zij miauwen, wij geven eten. Dat formeert heel goed.
Is ons huishouden nog wel bestuurbaar? De beoogde kattenformatie leidt niet tot een . Maar wij hebben M. Zij doet alles. Wij hebben geen ministeries, geen overbodige ambtenaren. Zij beheert als minister van Financiën het budget. Ik ben ook minister van van alles maar dat doet niet zo ter zake op dit moment. M. is ook legeraanvoerster als wij knokken tegen onrecht en overmacht. Door mij, mag ik wel zeggen, flink opgehitst. De sfeer is goed. En wij blijven praten. Veel praten. Daarbij werken wij ook nog en dat, mag ik wel zeggen, zou tot voorbeeld kunnen dienen voor het Haagse formatorium. Want die praten alleen maar. Dat zeggen de katten zelf. En zeggen ze: ‘De sfeer is goed. Heel goed.’
God wat is de sfeer goed. Ongelofelijk goed.