De waar we op uitkijken aan de voorkant hebben zeer verschillende persoonlijkheden. De linkerboom is nog hoofdzakelijk groen met toefjes bruinoranje. Die daarnaast heeft al meer herfstkleur. De boom midden voor ons raam is roodgeel met een toefje groen en daarnaast is een geheel ontbladerde. Die vindt dus dat het winter is. Of hij/zij is dood. Dat kan ook.
Aan de overkant van de lage gracht staan miezerboompjes. Deze gemeente houdt niet van bomen. Gevangen in kleine betonnen cirkels met minimale grond staan die ademschatten en mogen niet groot en oud worden.
De huizen aan weerszijden zijn dat wel, oud en groot. Restanten van een rijk verleden. Maar, zeggen de stadsbestuurders, het moet hier geen openluchtmuseum worden. God bewaar dat ze het oude en fraaie gaan bewaren en beheren. Nee, nee, dat moet afgewisseld worden met zogenaamde moderne kunsten, houten timmerwerken, die lekker vloeken in deze stad. Maar geen nood, volgende maand worden al die kostbare projecten weer afgebroken. Dat heet beleid. Europees of anderszins. Het heeft vele tonnen gekost. En de stadsbewoners mateloos geërgerd. Mij in het bijzonder. Weggooikunst van waaibomenhout met heel veel pretentie en internationale allure.
Geef mij maar levende bomen met bladgroen en herfstkleuren en in de winter het bouwen aan knoppen die de volgende lente weer bladfeest beloven.
Als stadsdichter heb ik geprobeerd om noten- en vruchtbomen geplant te krijgen met aan hun voet een paaltje met een gedicht. Helaas, daar was de bureaucratie niet voor in beweging te krijgen.
Hebben is hebben, maar houden is de kunst. Een oud en vergaan spreekwoord in een wereld die van de tv schettert met nieuw, nieuw, nieuw. Pasgeleden had ik er weer een, een zogenaamde vernieuwde shampoo. Faaantastisch? Nou de dop had een groter gaatje gekregen waardoor de hoeveelheid zachte zeep die er uitspoot de hele straat van schoongewassen haar had kunnen voorzien. Heel nieuw dus.
De wens om een boom te zijn of te worden, heb ik opgegeven. Zo stil kunnen staan, zo veel armen hebben. zo stoïcijns zijn, het leek me heerlijk. Maar dan wel met mijn voeten in ruime grond. Het moet toch vredig zijn om geen kranten te lezen, woordloos met elkaar te communiceren, of dacht je dat bomen niets te zeggen hebben omdat wij het niet kunnen verstaan?
Wat verstaan wij eigenlijk? Oorlog, geweld, politiek, wie schreeuwt het hardst? Wat doen we tegen marteling, misbruik en machtsvertoon?
Eén stemmetje in een wereld vol armoede, geweld en machtsmisbruik, was ik maar zo stil en mooi als mijn kastanjeboom waar ik aan de overkant op uitkijk.
Zoals deze herfst de roerloze gedichten schrijven, roodvlammend, en nog groen van de natte zomer, tegen een lucht met laag licht.
Mag ik dat dan in mijn volgende leven zijn?