Jullie kijken er natuurlijk niet naar. Top of Flop model. Een programma waar de akeligste meisjes winnen. In het begin winnen ze nog maar een minuut vrij winkelen bij hun Kruitvat-sponsor. Daar wil een bewield mens niet dood gevonden worden. Want dan heb je kennelijk hele stapels zooi omver gereden en ben je bedolven onder spullen die je zelfs in een lang valide leven nooit zou willen. Negenennegentig soorten blaartrekkende nagellak bijvoorbeeld. Maar later, als ze het allerlelijkste graatje gevonden hebben, mag dat enge grietje met haar verstarde poppekop op een glanzend kletstijdschrijft.
En dan de kookprogramma’s. ‘Ik heb hier vijf beeldige chefs die allemaal prachtig kunnen snelkoken maar er moet er één weg. Amerikanen, Australiërs, Nederlanders, professionelen en amateurs. Jan heeft tien jaar als garagist gewerkt en hij wil nu rodekoolsoep met binnenbanden stoven. Werkelijk fenomenaal. Dat soort programma’s dus. Gordijnen stijf dicht, aan niemand vertellen maar. Hoewel ik nooit tv kijk, bestudeer ik soms dergelijke wanproducten. En ze doen allemaal hetzelfde. Men neme een stel fanate deelnemers die er plezier aan beleven om zich wereldwijd te laten beledigen, zich in het renzweet te werken en bij verlies beeldig te wenen.
En de dan de hooggeachte jury. Smulpapen, veelvraten en vooral zelfingenomen schatten van mensen bij de koks en bij de mode- en catwalkstruikelaars hele griezelig getailleerde, helaas te oud geworden spagettigrietjes die snerpend beter weten. Gezellig. Niet janken, juf, als je gister gedwongen bent om tig glazen champagne te drinken bij het netwerken en pas vier uur slaap gehad hebt, en er nu een kaartje in je vel snijdt. Nooit janken. Jij wordt nooit topkok.
En allemaal volgens vast recept. Adem inhouden, wachten, iedereen in doodsnood laten verkeren en dan ga je zegen: Jullie zijn allemaal heel goed maar helaas. En weer een lange onzinnige pauze. De zenuwen gieren je als kijker door je donder. Maar bovenal, eersteklas leedvermaak. En dan mag de schattige verliezer de keuken uit. Of wordt van het verheven loopplankje gestoten. De achterblijvers vinden het zo zielig dat ze ter plekke valse tranen storten. Tot de camera uit is en dan juichen ze.
De formule is waarschijnlijk afgekeken van de Nobelprijs. Alhoewel er nog geen dode juffrouwen, moddels genoemd, of dode pret-koks hebben meegedaan bij de voornoemde programma’s. Of het moeten Japanse robots zijn.
Ze leven. Ze ademen, ze zweten, ze kermen, ze ploeteren, ze doe hun alleruiterste best maar er mag er maar één overblijven. Waarom? Waartoe?
Het moet van de formule. Die hebben ze gekocht, denk ik.
Maar is menselijk. Jij gaapt, ik gaap. Kijk naar de Arabische lente. Jij het plein op. Ik het plein op. Maar nu gaan ze in Amerika het plein op. Demonstreren tegen het grote onmenselijke geld. Geld. Ik wil ook. Lente in Zeeland. Imiteren, ik ook. Ik ben ook tegen. Tegen het grote geld. Tegen deze vreselijke regering. Tegen Wilders. Tegen Donner de bedonderaar. Ik ga in Middelburg op het plein. In een tent. Dan kom ik ook op die televisie, maar daar kijk ik niet naar.