Hoogtevrees
Hebben jullie dat nu ook, het gevoel dat we aan de afgrond staan met het milieu, met de wereldpolitiek, met het Groningse gas en die labbekakregering.
Maar dan hoor ik weer een Oprah en andere strijdbare vrouwen en de geruchten dat wij de wereld gaan runnen en dan durf ik weer een beetje.
Natuurlijk gaat het veranderen, dat doet het altijd, maar krijgen we genoeg tijd? Om Trump en die andere verkrachters achter slot en grendel te krijgen, de kustwateren te beschermen tegen olieplagen, Groningen aardbevingsvrij te krijgen. Tijd. Dat hebben we nodig.
Hoorde ik laatst het verhaal van Poolonderzoekers dat het ooit lekker warm was geweest op die pool. Lang geleden maar uh toch. Niet de schuld van mensen.
Tijd, terwijl we het gevoel hebben al met onze tenen bijna over de rand van de afgrond te staan.
Hoe maak je tijd? Als we te veel gaan relativeren, denk ik dat onze strijdbaarheid ook versnelt, slijt. Ah joh, hoog water, ah joh opwarming, ah joh overbevolking, ah joh vluchtelingen, ah joh dat antisemitisme, het valt wel mee, het zal onze tijd wel duren. Misschien, maar we hebben, ik althans, kleinkinderen. En als we maar door- en doorgaan met die overbevolking, hoe moet dat dan. Hup, oei, ik glij er bijna af, van mijn angstige hoogte.
En dan heb ik het niet over consumentisme, ik heb toch net, o foei en schande, een trui en een bloesje gekocht, die niet door zielige kindjes in een arm land zijn gemaakt, denk ik. En ook nog een paar warme laarzen. IJsvoeten. Uitverkoop, dat maakt het vast minder slecht, dat scheelt. En vlees mag eigenlijk ook niet. Noch kippen of vissen. En suiker is ook slecht. Waar moet ik me op die glibberberg aan vasthouden? Aan de eerste stenengooiers? Zij die zonder zonden zijn enz. Maar dat zijn toch die zielige Palestijnen? Ik sta op die berg en ik heb vast gelijk, maar dat helpt niets.
Zou zingen helpen? Dat doen ze ook steeds op de radio. Eenregelige liedjes. En we valle met z’n alle van de berg, van de berg en we valle met z’n alle van de berg van de berg…