(Oude column uit 1995)
Goed heilig man
Dit dorp heeft drie kerken en één winkeliersvereniging. De mensen gaan hier net zo vredig met elkaar om als in Joegoslavië voor die helse oorlog. Er wordt hier veel in het wit getrouwd ook wel met andersgezinden. Hoewel sommige oudere mensen nog vinden dat: twee geloven op één kussen daar ligt de duivel tussen.
Vanuit die oude tradities hebben we hier dus drie ijsverenigingen. Je kan hier hervormd, gereformeerd en katholiek schaatsen. Hervormd op de de zwartekousen-variant, gereformeerd op de vlotte psalm en katholiek op wieltjes. Als er ijs is tenminste, als God het maar wil laten vriezen.
We hebben veel water in het dorp, een grote hoeveelheid sloten, twee vijvers, een natuurgebiedje, en één kleine rivier waar Sinterklaas altijd op een stoomachtig bootje komt binnenvaren. Er wordt aangelegd bij het witte klapbrugje in het centrum vlak bij de winkels.
Uit het mistige donker doemt eindelijk het eerste lichtpuntje op, langzamerhand komt het scheepje dichterbij en aan de overkant van het water lopen al zwarte pieten. Op het verlichte bootje kan je de Sint al zien. Dan geloven ook de volwassenen.
Ik hoor mijn oom Nol boven heen en weer hollen en de pakjes die aan een touwtje hangen tegen het voor-en het achterraam slaan en ik wist zeker dat sinterklaas op daken liep…
De kinderen die al een tijd gewacht hebben met hun ouders worden langzamerhand baldadig of kruipen dichter naar hun ouders toe, al naar gelang hun aard. Dan begint de blaaskapel de Sinterklaasliedjes te spelen en als die om de een of andere reden verstek laat gaan is er altijd nog de geluidswagen die de Sinterklaasliedjes door het dorp laat schallen.
Een paar jaar geleden dreigde die prachtige intocht mis te gaan. Er was ruzie tussen de drie ijsclubs en de winkeliers. De middenstand betaalt het feest, wat ook goed te horen is aan de speech die de Sint altijd goed schijnheilig uitspreekt.
Maar de ijsclub wilde dat jaar niet dat het stoombootje hun mooie ijs kapot zou varen.
Voor de vierenveertig eendjes zou dat niet zo erg zijn, maar voor de dromers, katholiek, protestant of gereformeerd, van de elfstedentocht of de drie-dorpenroute of hoe het hier ook maar mag heten, dreigde een ramp.
Wat zou God doen? Dooien of vriezen?
Wat konden de winkeliers doen? De ijsclubleden zijn ook klanten. Paarden zijn er niet meer in het dorp, boeren rijden op tractoren en de enkeling die een rijpaard heeft, weet wel beter dan het dier zonder politietraining aan zo’n evenement bloot te stellen. Stel je voor: een vallende Sinterklaas en op hol geslagen pieten.
Sinterklaas werd dus op een open laadbak van een auto gehesen en reed langzaam en statig de kinderen tegemoet. Maar de romantiek werkte dat jaar alleen voor de kinderen. Wij zagen de auto van Van Zanten die moest stoppen omdat de kinderen de weg versperden, Piet, Piet, Piet.
En niet dat lange wachten in de koude mist. De illusie van de stoomboot uit de verte…
Maar dit jaar was het weer als vanouds. Wie had die prachtige stoompijp geknutseld op het kleine kajuitjachtje? Heuse stoom kwam er uit. Wij kwamen een beetje te laat aan om het romantische wachten mee te maken. Maar volgend jaar zijn we weer op tijd.
En komend jaar mogen wat mij betreft de kerken weer om dooi bidden. Dat is goed voor het geloof.