Bij mijn e-mail een echte uitnodiging om iets digitaals te schenken aan iets joods. Met de naam van een vriendin die mij kennelijk aanbevolen heeft. Maar in een dusdanig erbarmelijk Nederlands dat al mijn haar recht overeind gaat staan. Er wordt hedendaags veel Engelands gesproken. Althans een navenante tekst. Van iemand die haar website bezocht wil hebben begrijp ik dat niet. Je kunt toch even aan iemand vragen om de ‘vouten’ eruit te halen. Nu word je geacht je door een hele tekst – half Engels, kwart Nederlands en wat splinters Hebreeuws – te worstelen. Nou nee. Ik word dus nijdig en stuur een vervelend mailtje terug. Och arme, nu heb ik spijt natuurlijk. Want zo vervelend hoef ik niet te zijn. Negeren is toch al erg genoeg?
Dat Nederlands lastig is kun je horen bij onze schattige kindjes. Ze waren weer hier en ze wilden in bad. Boaz en Abel. Bij oma in bad. Volgens Janine hebben ze het daar al weken over. De schatten. Als alles al drijft maar de jongetjes nog lang niet het water uit te krijgen zijn, stel ik washandjes voor. Gejuich. ‘Ja’, roept Boaz en dus roept Abel ook ‘ja’. Ze hebben weer een doel in het badleven. Met een washandje kun je soppen. En dat doen ze met overgave. Alles. De tegeltjes – ‘Oma, kom eens kijken hoe ’ – de kranen, de eendjes, de vissen, en dan als klap op de vuurpijl het verrijdbare plastic kastje met de wieltjes. Vier laden die gesopt kunnen worden. Ook die worden . Maar ‘s avonds merk ik dat er een paar centimeter water in drie van de vier laden gegoten is. Dus nu is dat ladenkastje ook aan de binnenkant schoon. Opgeruimd staat netjes en alles wat tot druipend karton geworden is kan met onbezwaard gemoed weggeworpen.
Als we de rimpelig geworden knulletjes uit het bad gepest hebben, moeten ze nog even naar de Lange Omajan kijken. Abel hoort hem ook als hij niet slaat of speelt. Ik wist het. De Lange Jan is van M. Natuurlijk. Die naamsverandering moeten wij dringend doorgeven aan de gemeente.
Het is nu weer stil. Geen dravende jongetjes. Ik mis Boaz’ stemmetje. ‘Kom, Abel. Kijk, Abel. Hier, Abel. Kom nou, Abel.’ En de ondeugende Abeltje. Je moet goed opletten, want de schat heeft streken. Boaz valt en Abel zet een keel op. Hij trekt even achteloos aan Boaz’ haar. Hij kan, lijkt het, net iets harder gillen dan Boaz en dus is het makkelijker hem zijn zin te geven. Als dat gegil maar ophoudt. Maar zoals ze dan in bad zitten met hun kleine naakte lijfjes, dan zou je willen dat de tijd even van een uur een dag maakte. Het water druipt uit hun haar, door tussenkomst is de ruzie zo weer over. Ik pak het speeltje af van Boaz die zegt: ‘Ja maar, ik had het eerst’. Hij zal wel geljk hebben, en toch geef ik het aan Abel en zeg hem: ‘Geef het terug’, en dan doet Abeltje dat. Met zijn zoetste stemmetje: ‘Hier Boaz.’ Dan verzin ik die washandjes. Wat een uitkomst, en nog drie kwartier opperst geluk in de natte badkamer.
Onze Joodse jongetjes. Ons goede doel. Abel roept tegen Janine: ‘Kijk mama, water.’ ‘Nee’, zegt Janine, ‘plas.’ Hij houdt het piemeltje dicht en zegt: ‘Kijk mama, groot.’ Hij heeft nog geen website, maar opscheppen kan hij al. Jiddische overdrijving, zou mijn moeder zeggen.