Heerlijk is het in Nederland. Werkelijk. Wij gedogen, wij zijn verdraagzaam, wij zijn gastvrij en wij hebben helemaal geen eigendunk. Het is gewoon wáár dat we voorop lopen. Bij alle optochten door de hele wereld lopen we voorop. Wij bevrijden eh Syrië en wat niet al.
Onze scholen zijn beter, ons brood is lekkerder, daar kunnen alle anderen wat van leren. Dat die Duitsers altijd zo opscheppen is belachelijk. En die Amerikanen zullen we ook eens vertellen wat ze moeten doen en denken.
Buitenlanders uit een vreselijk land worden hier oprecht en liefdevol door ons ontvangen en krijgen hier een heerlijk leven.
Dat het hier wel eens regent? Nou en? Wij hebben paraplu’s. En regenjassen. Wij lopen er keurig bij, daar kunnen die vreemdelingen nog wat van leren. Ze krijgen ons geld toch, nou dan.
Bijvoorbeeld. Bij Rozette in haar appartementencomplex in Amsterdam wonen soms buitenlanders. Uit de goedheid van ons hart. Eén meneer uit Iran bijvoorbeeld. In zijn oorspronkelijke land was hij rechter, nu hier verkoopt hij tandpasta en zeepjes op de markt. Ja, want het huidige wijze kabinet zeg dat ze maar eens van hun luie kont moeten komen en een beetje hun best moeten doen die eh hulpzoekers. Want, dat weet iedereen, die lui zijn lui. Luie lui eigenlijk, echt waar. Ook iets te bruin, alsof ze maar altijd vakantie hebben. Zo ziet een fatsoenderlijk mens er niet uit. Zeg nou zelf.
En die vreselijke man, zegt de onderbuurvrouw, bouwt hokjes in zijn flat. Zeker voor al die illegalen die de hele dag bij hem in- en uitlopen. Je weet toch niet wat voor vreselijke mensen dat zijn? En hij kookt ook niet normaal, je ruikt daar nooit spruitjes of bloemkool, belachelijk.
Een andere buur denkt dat hij een hoerenkast zal gaan runnen. Dat doen die Turken toch, zeg nou zelf. Weer een ander denkt aan drugs. Dus onze Rozette gaat eens bij hem kijken. De man legt nu eindelijk laminaat, na jaren op het beton met kleedje gewoond te hebben. In zijn hoofd wonen geen hokjes. Hij helpt andere nieuwelingen hier door ze te adviseren en te luisteren en zijn verzetsvrienden te voeden. Veel mensen ja, veel vluchtelingen uit zijn moeilijke land.
Hij klaagt niet, hij roddelt niet, hij werkt op de markt. Er moest toch gespaard voor dat laminaat. Hij helpt anderen. Hij groet beleefd en bemoeit zich met zijn eigen kleine zaken. Als hij kookt is het waarschijnlijk lekker, want Iran heeft een mooie keuken. Mooi goud en zilver, mooie tapijten, mooie poëzie. Maar niemand hier kan dat lezen. Dat is treurig. Hoewel? Wat heb je aan poëzie?
Maar het is heerlijk hier in ons nederige Nederland. Werkelijk. Wij gedogen, wij zijn verdraagzaam. Zo gastvrij. En wij hebben helemaal geen eigendunk.