Als kind vond ik grote mensen stom. Dat vind ik nog eigenlijk. Als ik zie hoe de zogenaamde volwassenen dingen organiseren, hoe ze niet luisteren, maar politiek babbelen, dan zou ik willen stampvoeten. Maar dat helpt ook niet. Tegenwoordig zitten er heel veel vluchtelingen in mijn maag. Grote, kleine, drijvenden en wanhopigen en woedenden. Gelukkig is daar Duitsland, dat met haar Merkel in ieder geval iets doet. Maar ik denk stiekem, zouden ze dat ook doen als het joden waren? Toen deden ze dat niet. Hebben ze echt iets van de geschiedenis geleerd? En weten ze wel hoe virulent antisemiet die vluchtelingen zijn opgegroeid? En kan ze dat iets schelen?
Maar het zijn mensen die geholpen moeten worden, uiteraard, maar het zijn allemaal ook nog oorlogspatiënten met post-traumatische stressstoornissen. En een hoeveelheid mensen die waarschijnlijk ook nog vijanden van elkaar zijn. Als ik nu volwassen was en gestudeerd had voor psychiater, dan zou ik het heel interessant vinden om die ontwikkelingen te volgen. Hoe zullen ze reageren op die knuffels die ze in massa’s krijgen van sentimentele burgers die iets goeds willen doen? Ze zullen zich wel inhouden voorlopig, schat ik, maar op den duur willen ze goede scholing voor hun kinderen en moeten ze zelf dat moeilijke Duits leren. En ze willen werk. Ze moeten geschoold worden in wat vrijheid is. Wat democratie is. En dat je de dingen niet zomaar krijgt, maar dat je er verdomd hard voor moet zwoegen. En woede, hoe zullen ze daar mee omgaan?
Als kind had ik een pop. Pop Elleke, genoemd naar het nichtje met de vlindermouwtjes uit het enige foto-album van Mams trouwerij met mijn vader. Bij alle mensen die ze aanwees zei ze: ‘Ook weggehaald.’ Op de laatste bladzij stond het nichtje Elleke. Ook weggehaald. Alsof het een achternaam was. Daar noemde ik mijn pop naar. Om te herinneren. Om alsnog lief te zijn voor Elleke.
Maar de kop van de pop brak. Ik was diep droef. Mamma beweerde dat de poppendokter haar kon maken. En als mamma iets zei was het waar. Dus die tranen schortte ik op. En lang moest ik wachten. De pop kwam met een ander hoofd terug. Maar dat was Elleke niet. Elleke ook weggehaald. Ik was woedend en ontroostbaar. Mamma werd ook kwaad. Groter verdriet zal je niet hebben, zei ze ongeduldig. Kinderverdriet. Ophouden.
Ik kroop op zolder met mijn rancune en mijn verdriet en de wetenschap dat grote mensen stom waren. Ik had grotemensenverdriet. Ik was ook in de rouw. Toen besloot ik dat ik nooit nooit een groot mens zou worden.
Nou, dat is gelukt. Een dwars kind ben ik gebleven. Maar de kinderen van de vluchtelingen, hoe zullen die zich ontwikkelen? Geven zij hun ouders de schuld? De redders? Het land waar tucht en discipline de norm is?
En wat gaat er gebeuren als de redders er genoeg van krijgen om lief te zijn en ongeduldig worden? Hoe gaan ze straks om met de grote grote verliezen? De nachtmerries van de bombardementen? Er moeten grote hoeveelheden wijze volwassenen gekweekt worden, denk ik.