Janine was uitgerekend tussen 6 en 12 januari. Dus ik ging in de buurt logeren omdat ik het thuis niet meer uithield. IJsberen is goed om de weeën op te wekken, maar mijn geijsbeer deed niets. Jammer dat geloop van grootmoeders niets helpt. Want als ik haar pijn had kunnen dragen, had ik dat blijmoedig gedaan. En Janine zij sjokte voort met haar vrachtje.
Aangezien mijn oom en tante in Loosdrecht wonen en ik daar welkom ben, dacht ik daar zit ik dichterbij de kinderen in Bussum dan hier in Middelburg. Dus ik was dáár zenuwachtig. Weer eens wat anders.
Hij is er, het broertje van Boaz. En Boaz kan het al zeggen: “.” Hoewel het klinkt als Abbul.
M. en ik hebben voor Boaz een babyjongetjespop gekocht. Dan kan hij daar, mocht het nodig zijn, de oogjes uitrukken. Hij heeft nog maar het begin van echte jaloezie. Hij roept kijken en dan wil hij naar mamma en de baby. Kijken. Of liggen, en dan wil hij er ook bij in het grote bed. Geef hem ongelijk. Hij roept mappa of pamma als hij genoeg heeft van het gehannes met de oma’s, nu wil hij een echte ouder. Mappa. En anders een niet te stillen gebrul.
Ondertussen zijn wij weer thuis, horen de stemmetjes van de kinderen nog in ons hoofd alsof we opnames gemaakt hebben en die telkens in onze oren afdraaien. Mijn hart rekt zich over tweehonderd kilometer en wacht gespannen op vertrek naar Boaz, naar , naar Janine en Niels.
Wij hadden een tweede baby verwacht die op de eerste zou lijken. Maar het felle van Boaz die al met een frons geboren werd en die zijn ogen meteen wijdopen had, nee zo is tje niet. is een gave baby. Beetje rood van de pukkeltjes, alsof hij vast op het puberen oefent. Hij houdt de oogjes veel dicht. Soms wil hij met één oogje wel even gluren en het andere oogje op een kiertje zetten, maar dan heeft hij al genoeg wereld gezien. Hij tilt even het zachte koppie op, maar dan wil hij tegen een warm mens aan liggen en zacht geschommeld worden. Een hartklop horen. Pappa is goed. Mamma is ook goed. De borst is helemaal goed en in het uiterste geval, oma. Ook goed. Twee uurtjes heb ik met hem mogen zitten.
M. met Boaz naar buiten, spannende dingen doen en ik met tje tegen me aan. Omdat de zuster hem mee naar beneden heeft genomen. Want de moeder moet slapen. En de moeder is gehoorzaam aan de zuster.
Maar als ik aanbied om een stukje van de nacht met tje door te brengen, briest Janine van verontwaardiging: “Je denkt toch niet dat ik hem nu al weggeef, hij is er pas twee dagen!” Zo, dat is nog eens een echte moeder. Dat ik nog mompel dat ik hem natuurlijk ook weer terug geef helpt niet. Wat zijn wij toch een uiterst merkwaardige familie.
Tot zover. Want ik ga weer naar Bussum, de kraamvrouw heeft verhoging en is waarschijnlijk grieperig. Dus ik mag met de jongetjes spelen en misschien zelfs met tegen de borst.
Een gedicht toe.
tje
Nee, ik wil
nog geen geladen letters
lezen, de wereldkrant
gaat en staat
me nog niet aan
want is geboren
genade leven
geen beterweter
of valse schreeuwer
mag nog bestaan
tje en onschuld
onschuld van begin
tot later, vrede drinkt hij
melk en vrede
en wij kijken
met gebalde vuisten
rondom hem
onze zachte buiken
met onze ruggen
zullen we tussen hem
en de woeste buitenwereld
wij, met onze machteloze
opgestoken veren staan