Abel: ‘Hee, ik heb een goed idee, Boika.’
Boaz: ‘Ik ga aan deze kant trekken. Abel, je moet toch een tent…’ Ze proberen in de nieuwe chaos die ze gecreëerd hebben een soort tent te bouwen met dekentjes over het kinderbedje waar ze niet meer in passen. Het dekentje is te kort. Het glijdt er of de ene of de ander kant vanaf. Maar ze blijven het proberen. Met breed zwaaiende gebaren werpen ze het dekentje door de lucht, hopend dat het nu dan wel lukt. En het glijdt er weer vanaf.
Abel: ‘Boiles!’ Hoeveel namen zal hij nog meer verzinnen voor Boaz?
Ik zeg: ‘Kijk eens naar buiten, wat voor weer is het?’ Boaz: ‘Donker weer.’
Abel: ‘Oma, ik heb een schat van je gevonden hier…’
Dat zeggen mijn summiere . Wat mijn antwoord is weet ik niet meer, noch wat die schat dan was. Geheugen, het slijt, zeker als de kinderen hier vijf dagen zijn. Druk. Leuk. Heerlijk. Maar dat geheugen denkt zoek het maar uit.
Hetzelfde met de krant. Als ik ‘m al lees glijden de woorden voorbij en laten geen spoor achter.
Kinderen kunnen het nog herhalen en herhalen en geduldig leren. Alhoewel geduldig?
Stel
Al die onderdelen
beetje gammel
van zo’n recyclewinkel
o ja mevrouw dat is
nog goed, dat gaat
nog jaren mee
mooi? nou nee
maar niet duur
goed pak maar in
en dat ben jij dan
los beentje, kromme arm
doffe ogen
beetje gammel
maar het is waar
je gaat al jaren mee
Zinloos
Er loopt een lammetje
op de weg.
Een lammetje?
Op de weg? Wat erg.
Nee.
Het is een gedroomd
lammetje op een gedroomde weg.
Oh
Dan is het gedroomd erg