De familie Gobits in Dordrecht
Net als elders in Nederland waren ook in Dordrecht vanaf begin 1941, toen alle Joden zich moesten laten registreren, veel maatregelen van kracht geworden met het doel de Joden steeds verder te isoleren van de rest van de samenleving. De eerste razzia’s begonnen in Dordrecht in juli 1942 en Mimi’s ouders Samuel Gobits en Rebecca Leeuwin waren al vrij snel nadat Mimi was weggegaan ondergedoken in het huis van Els van As, zoals blijkt uit de brief van 6 juni 1943.
Uit het bevolkingsregister van Dordrecht blijkt dat Els van As met haar drie kinderen op Vlietweg 27 was komen wonen op 1 december 1939. Bob en Mimi betrokken het huis ernaast officieel pas op hun trouwdatum, 27 december 1939.
De huizen bestonden uit een kamer en suite (voor- en achterkamer met schuifdeuren ertussen), een keukentje, boven een voor- en achterslaapkamer en een kleine babykamer. Daarboven was een kleine zolder.
Van mei 1940 tot oktober 1942 woonde Bernardus Schotel bij Els in huis. Hij was de verloofde van een verwant van Els.
Begin september 1941 kwam kraamverpleegster Cornelia Lozie (tante Corrie) bij Els wonen.
Op 30 april 1942 werd Robert Warmenhoven (die als invallend ontvanger der belastingen werkte) met zijn vrouw Anna Korfker en hun baby Leo van overheidswege bij Els ondergebracht. De baby sliep in een reiswiegje in de badkuip. Zij zouden in de herfst van 1944 naar Assen verhuizen.
Toen Sal en Bep Gobits half augustus 1942 er ook nog bij kwamen waren er dus zeven volwassenen en vier kinderen in het kleine huis.
De Warmenhovens woonden beneden aan de tuinkant in de achterkamer. Sal en Bep woonden eerst beneden in de voorkamer, aan de kant van het spooremplacement. De schuifdeuren waren gesloten en er hing een gordijn voor de ruiten. Later verhuisden Sal en Bep naar de slaapkamer aan de voorkant.
Els en Corrie deelden de slaapkamer aan de achterkant. Bernard zal de voorste slaapkamer gehad hebben en de kinderen sliepen samen op zolder.
Gré Gobits kwam in 1943 ook naar de Vlietweg, bij haar ouders.
Bij de inval van de jodenjagers op 25 oktober 1943 zat ook de kleine Bennie Cohen bij Els ondergedoken.
In de loop der tijd is de indeling van de personen in het huis gewijzigd.
Nol en Gré Gobits zaten vanaf half augustus 1942 ondergedoken bij Maartje Broekhuijsen-Huijsman, de zuster van Geertje Tromp-Huijsman, boven de muziekwinkel op Voorstraat 328. Na enkele maanden, eind december 1942, verhuisden ze naar het gezin Retel, in de Hooge Nieuwstraat 22. Dit gezin bestond uit Egidius Retel getrouwd met Johanna Barth, en hun kinderen Anton (die in 1942 zestien was) en Toosje van twaalf.
Het pakhuisgedeelte van Hooge Nieuwstraat 22 was later in de oorlog de reparatiewerkplaats van ene Lagerweij. Jo Retel-Barth, die later hetrouwde met een meneer Lagerweij, was werkster bij het gezin Gobits. Zij nam Nol en Gré in huis.Uit de brieven blijkt dat Nol het bed moest delen met zoon Anton Retel.
Hier kwam later ook de verloofde van Gré, Daan Klisser, nog bij, waarschijnlijk vanuit Amsterdam, tot de situatie onhoudbaar werd en Gré naar de Vlietweg verhuisde en Daan naar een onbekend adres. Nol bleef er tot het eind van de oorlog.
Onderduiken was duur. Sommige onderduikgevers, zoals de Retels, lieten zich ervoor betalen, anderen, zoals Els van As, niet. Daarnaast moesten er extra, vaak illegaal verkregen voedselbonnen voor de onderduikers worden geregeld, waar ook geld voor op tafel moest komen.
De onderduik van de Gobitsen werd onder andere betaald met de inhoud van de linnenkast. Bovendien had Sal Gobits een aanzienlijk bedrag in baar geld weten mee te nemen, meer dan 60.000 gulden, in die tijd een fortuin.
De familie Wijnberg in Overveen en Amsterdam
Volgens Eva Veldman-Cohen waren de ouders van Bob en zijn zus Martha met haar gezin aan het begin van de oorlog verhuisd naar Overveen, gemeente Bloemendaal, waar ze het huis Prins Hendriklaan 109 hadden gehuurd.
De website `Monument Bloemendaal’ vermeldt: ‘Mozes Wijnberg, Estella Cohen, Mozes Keizer, Martha Wijnberg en Hansje en Elleke Keizer werden op 31 maart 1942 overgebracht naar Amsterdam waar zij kortere of langere tijd verbleven voor zij op transport gesteld werden naar kamp Westerbork.’
Volgens Eva Veldman-Cohen werden zij niet overgebracht, maar verhuisden ze uit vrije wil naar Amsterdam waar ze gezamenlijk het pand Nieuwe Prinsengracht 51 kochten. De benedenverdieping werd verhuurd aan Walter Süskind met zijn vrouw. Hij was directeur van de Hollandsche Schouwburg, waar Joden bijeen werden gebracht voor ze op transport naar Westerbork werden gezet. Hij deed zijn uiterste best zoveel mogelijk mensen te redden, vooral de kinderen uit de tegenovergelegen crèche. Hij kon door manipulaties met de bevolkingsadministratie zorgen dat mensen een tijd lang ‘onzichtbaar’ bleven en dus niet werden opgeroepen voor transport. Zeer waarschijnlijk heeft hij een dergelijke regeling ook getroffen voor de gezinnen Wijnberg en Keizer die boven hem woonden.
Eind 1942 zaten Mimi en haar kind, de ouders en de broer en zus van Mimi dus ondergedoken. Bob zat inmiddels gevangen in Haaren in Noord-Brabant en zijn ouders en zijn zus Martha met haar gezin woonden weer in Amsterdam.
In Ilpendam werd Mimi op 19 september 1942 ingeschreven op het adres Ilpendam A 4, de huidige Monnikendammerrijweg 51. Ze kreeg een persoonsbewijs op naam van Aartje Nuijs, gehuwd met H.L. van Duijl, met als adres Schoonderloostraat 82b in Rotterdam. Ze had zogenaamd het bombardement van Rotterdam overleefd. Omdat dit niet meer was na te gaan, was zo’n achtergrond relatief veilig. Er zijn aanwijzingen dat dit een echt persoonsbewijs was van een Aartje die het bombardement inderdaad had overleefd en die daarna zelf een nieuw persoonsbewijs kreeg.
De familie Tromp
In een aantal van de columns die Chawwa later schreef voor het Utrechts Nieuwsblad en de PZC komt de familie Tromp voor. Tante Geertje en oom Klaas werden haar opa en oma. Na de oorlog ging ze nog regelmatig bij haar onderduikoma logeren.
Uit een column:
Ome Japie.
Hij is nu vijfennegentig. Als ik hem bel, moet ik wel hard en duidelijk spreken. Hij weet wie ik ben en geeft me ook nog antwoorden op vragen die ik niet gesteld heb. Ik was het kind. Hij de boerenzoon met wie ik altijd optrok. Zei mijn moeder: ‘Van wie is dat kind eigenlijk? Van jou of van mij?’ Dan zei Jaap: ‘Dat kind is van ons allemaal.’ Dat werd door de hele familie beaamd.Opa en oma Tromp. En hun vijf kinderen. Ik kan het rijtje kinderen met partners nog zo opdreunen. Henk en Brechje, Klaas en Sijtje, Cor en Grietje, Jan en Jannie en Jaap en Rie. Jannie was de oudste en de enige dochter. Of zij in de oorlog nog thuis woonde weet ik niet. Dat moet ik aan Jaap vragen. Hij was er in ieder geval. Klaas woonde ook nog thuis. Klaas is degene die het mijn moeder lastig maakte.
Mamma was gevlucht. Tante Elsje, de buurvrouw, kwam ons halen: ‘Je moet nu weg!’ Het was 24 juli 1942.
Mamma vertelde: De kersenpitten lagen nog op de bordjes. Ik was zestien dagen. Bagage meenemen was te verdacht. Ze had nog zes luiers bij elkaar kunnen grissen en de kleren die ze aanhad was alles wat ze mee kon nemen. Daar moest ze het drie jaar in de oorlog mee doen. Dus als ze haar broekje moest wassen en dat ding aan de waslijn hing, liep ze noodgedwongen bloot onder haar kleren… Klaas probeerde wat met Mamma en daar moest ze niets van hebben. Klaas met zijn vriendje de NSB-er in het dorp. Hij dreigde. Zijn moeder, oma Tromp zei: ‘Denk erom! Als jij Aartje en het kind verraadt, gaat je hele familie eraan. Dat wil je toch niet op je geweten hebben. Zij blijven hier en jij blijft van Aartje en Humpie af.
En uit een andere:
Oma Tromp
In Ilpendam werd ze juffrouw genoemd. Juffrouw Tromp. Ze had iets stads. Ze was geen boerendochter. Maar ze wilde graag naar het platteland en trouwde haar boer. Boerenvrouwen werden ‘vrouw’ genoemd en alleen de vrouw van de dominee, notaris en burgemeester werden mevrouw genoemd. Dus juffrouw Tromp dwong respect af. […]
Oma’s zuster woonde net als wij in Dordt. Getrouwd met een Dordtenaar. Zij kwam naar Ilpendam om te vragen of oma een stoel in de hemel wilde verdienen. Later toen het erg gevaarlijk werd kwam ze weer om tegen haar zuster te zeggen dat ze maar van ons af moest. Oma vroeg: ‘En wat dan met mijn stoel in de hemel?’ Maar als die zuster op bezoek kwam moesten mamma en ik met onze spullen naar een vriendin van mamma in het dorp, want die zuster mocht niet weten dat we daar nog zaten. […]
Oma was niet zo’n praatster. Behalve als ze een beetje in de war was. ‘Kind, wat zullen de mensen wel zeggen dat je weer hier bent.’ Dan klonk ze helemaal trots en gelukkig. Of: ‘Ben jij Humpie, dat kan toch niet?’ Dan moest ik haar vertellen met aanwijsbare foto’s dat ik het echt was. Haar groot geworden onderduikbaby. ‘En zit je nou nog steeds op skool? Bai ons warken de maiden al.’ Ja ja, stadse fratsen dat naar school gaan als je allang geld zou kunnen verdienen. ‘Ga eens Geurtjebuur vragen koppie doen?’ Of het gordijntje opzij schuivend: ‘Nou gaat buurvrouw alweer naar het huisje, zou ze het aan haar darmen hebben?’ Daar moest ik van blozen want wat ging het ons aan? Dat je in een dorp zo op elkaar moest letten begreep ik nog niet. Dat dus ook iedereen in het dorp wist dat mamma en ik onderduikers waren deed mijn hart na dato van schrik nog bijna stoppen. Maar juist dat iedereen het wist, maakte dat die ene NSB-er het niet in zijn hoofd hoefde te halen ons te verraden omdat hij anders de volgende dag dood in de sloot zou drijven. Zwemmen kon niemand.
En over opa Tromp:
Ota was mijn eerste woordje omdat ik de P nog niet kon zeggen. Mijn allereerste herinnering heeft met hem te maken. Naast hem zitten en het wonder van het zachte loof, een oranje worteltje uit de grond trekken. Dat iets wat zo mooi oranje was uit de zwarte grond kon komen! Hij veegde het aan zijn mouw schoon en ik mocht proeven.
Opa Tromp werd erg ziek. Zijn harde boerenhanden werden zacht. Ik paste op hem. Als de grote mensen vergaten dat ze geen lawaai mochten maken, zei ik: ‘Zachtjes, opa slaapt.’
Ik herinner me een dunne gebogen oude lieve man en de oranje worteltjes waar ik nog steeds dol op ben, rauw uit de grond, liefst met nog een beetje grond eraan.
De eerste bewaard gebleven brieven uit de onderduikperiode zijn onder andere van Nol en Estella Cohen aan Mimi.Onder andere via tussenpersonen Bakker en tante Elsje werden brieven uitgewisseld en waren de familieleden op de hoogte van elkaars situatie.
[Nol aan Mimi, Voorstraat 328, boven de muziekwinkel van Broekhuijsen, oktober 1942]
Doddige Apenkool,
om je verzoek, al mijn belevenissen van iedere dag op te schrijven, in te willigen, zal ik maar de pen ter hand nemen.
Zaterdagavond (zeer belangrijk!!)
Ik heb “slapende” vijf piek verdiend, luister maar. Er waren hier ‘s avonds van 6.30 tot 9.30 kinderen in de zaal en die hadden mijn platen gehuurd voor f2.50. Tegelijkertijd was boven in de achterkamer de M.T.S.-band aan het repeteren.
Toen nu om 9.30 die lui uit het zaaltje opkrasten, kregen die M.T.S.-ers zin om te dansen (er waren n.l. ook meisjes bij). Dus die lui naar beneden en gedanst tot 11 uur. Weer 2.50 + mijn zakgeld: is f7.50 in één week. Niet gek hè?
‘t Is niet de eerste keer dat die M.T.S.-ers mijn platen huurden, en ‘t zal ook de laatste keer wel niet zijn. Die lui spelen goed, die pianist is die zwarte knul, waar ik je wel eens van verteld heb, (van de H.B.S. fuiven) v. Zeeland heet hij. We zijn nogal een beetje laat naar bed gegaan daardoor. Als echter dergelijke dingen hier het huis onveilig maken, gaan tante, Oom en ik naar hiernaast waar het ook gezellig is.
Zondag.
Om 8.30 opgestaan. Tante Maartje is naar de vroeg kerk gegaan, omdat ze ‘s middags naar Delft moet. Ben een beetje aan het rondzwerven. Daar schiet mij plotseling te binnen, dat die gek van Borsje zijn gramofoonplaten met pick-up (net zo als de mijne) aan Henk heeft verkocht omdat hij geld nodig had. ± 130 platen, allemaal moorddadig goed. Ik naar beneden, en een stelletje goeie er uit gepeuterd en in mijn koffertje gestopt. Ze gingen er niet eens allemaal in. De pick-up was gemoerd, daarom heb ik hem mee naar boven genomen om te repareren. Dat doe ik morgen wel.
Hier volgen de gr.pl.:
[…]
Je ziet: de crême van de crême, oftewel “hèt hèt van hèt hèt”. Mijn pen zegt, doe het zelf maar, dus ga ik met potlood verder want ik heb geen zin om naar m’n kamer te gaan om mijn pen te vullen.
We gaan weer verder. Middag.
Geping-pongd met Gré en Annie in het zaaltje. Verder weinig nieuws. Toen de telefoon van jullie. Petro foetsie, tante Maartje in Delft opgepikt en door naar jullie toe. ‘s Avonds weer geping-pang-poeng-peng-pongd en Gré en Annie vreselijk gek gedaan. Dat kan je trouwens wel aan Annie overlaten om gek te doen. Gré als bruid, Annie als bruidegom en Jos als bruidsmeisje en zo naar boven. Dat was het eind van de Zondag.
Aangezien dit de eerste keer is dat ik je eens behoorlijk kan schrijven, zal ik je ook enige dingen schrijven die langer geleden gebeurd zijn. Wat ik nu ga vertellen is al 1½ maand geleden gebeurd hoor.
Op een avond komt Annie (zoals je wel begrepen zult hebben, is dit de dochter van de buren boven de oude winkel en dit woonhuis heeft 3 verbindingen met ons woonhuis en winkel ) door de tussendeur even binnenstappen om een boodschap af te geven. Bij het weggaan steekt ze, terwijl ze halverwege de schemerige kamer is, iets omhoog om het mij te laten zien en tegelijkertijd wipt ze de kamer uit. Ik schonk er verder geen aandacht aan, maar een kwartier later, toen ik een sigaret op wilde steken, miste ik mijn shag; dus had Annie die meegepikt! De volgende avond kreeg ik hem terug. In de week, die toen volgde, zei ik iedere keer, als ik haar zag, niets anders als “Wraeck is soet”. De week erop hield ik mijn [mond] dicht, zodat ze dacht dat ik gebluft had, maar ze ondervond, dat ik niet had gebluft.
Op Zaterdagavond, 2 weken na het eerste voorval bereidde ik de wraak voor. Voor [de] goede gang van zaken moet ik je nog even de situatie van haar slaapkamer vertellen.
De bovenvoorkamer van hun huis is bij het onze getrokken met een tussendeur. Haar kamer ligt er achter en is slechts door een zeer gehorige en dunne behangwand gescheiden van de voorkamer. Zo!! We gaan verder. Ik dus Zaterdagavond aan het werk. Mijn radiotoestel (wat een enorm volume heeft) zette ik in de voorkamer met mijn pick-up, alles kant en klaar gezet met de Tiger Rag van Harry Roy (je weet wel, die zo brult) op de pick-up, een extra luidspreker met een kaartje er aan “Wraeck is soet”, en een snoer van de voorkamer door het behang naar de kamer van Annie. Zondagmorgen om 7.33 begon het spul. De luidspreker vlak bij haar hoofd op een stoel, en aangesloten op het snoer. Toen terug, de radio warm laten lopen, de gramofoon draaide de naald op de plaat, en….. een donderend gebrul verscheurde de stilte. Ik had Annie gewekt. Als ik je nou vertel dat ik achter de behangwand, en op 4 meter afstand, van de luidspreker, haast doof was van het lawaai, misschien kan je dan begrijpen, op wat voor een zachtzinnige wijze ze uit haar bed getrommeld is, terwijl zij op ± 30 cm afstand van de l.s. was. Als je haar had zien springen, had je je wild gelachen, bijna met haar hoofd tegen het plafond. Mijn “Wraeck was soet”.
Op haar verjaardag de 2e verrassing. Ik had een flesje parfum voor haar laten kopen. Nu had ze mij eens verteld dat ze zo bang was van spinnen (echt vrouwelijk). Ik heb toen een geweldig grote spin gemaakt (juist groot omdat ik haar niet echt wilde laten schrikken) en het flesje in zijn buik, en die ‘s morgens vroeg in de deuropening van haar kamer gehangen. Ze heeft de spin nu als versiering in haar kamer hangen, het kaartje “Wraeck is soet” ook.
Vorige week had Annie een flesje face-lotion gekocht. Ik heb toen het flesje in een ander geledigd, gevuld met water, een beetje zeep (om troebel te maken, wat het originele ook was) en een druppeltje eau de Cologne, weer op zijn plaats terug gezet. Gré vertelde de volgende dag (want ze slaapt met Annie op één kamer) dat ze haar gezicht al half ingesmeerd had, toen ze het merkte. Woest was ze! Niet echt natuurlijk, kwasi woest.
J.L. zaterdagmiddag heb ik de kettingmatras van haar opklapbed aan de lange kant losgemaakt en Gré heeft hem weer met een dunne draad vastgezet. Je kent dat wel! ‘s Avonds stond ik met Henk in de woonkamer te luisteren, maar het ging jammer genoeg niet zoals ik verwacht had. Ze zakte er natuurlijk doorheen, toen ze op het bed ging zitten om haar schoenen uit te trekken. Maar ze was er doorheen gezakt! Ik heb het toen ‘s avonds nog even gerepareerd.
Zo, mijn pen is weer gevuld.
Maandag
Een mooi werkje te doen. Je moet weten, mijn platenvoorraad is aangegroeid en mijn koffertje kan het niet meer bergen. Nu had Henk bij de platen van Borsje ook een koffertje gekregen, waar ± 75 à 80 platen in kunnen.
Heel was het niet meer. Borsje had het n.l. eens van z’n bagagdrager af laten vallen geheel gevuld met gramofoonplaten. Dat was niet gezond voor de platen, maar voor het koffertje ook niet. De bodem lag er uit en er zat geen handvat meer aan. Ik heb het vanmorgen netjes gerepareerd, de bodem er in getimmerd en een handvat er aan gemaakt. Het is nu weer prima in orde. Henk gaat morgen (Dinsdag) naar Amsterdam en bestelt bij een fabrikant van die tussenlegvelletjes voor tussen de platen. Nu kunnen al mijn platen er netjes in. Al dergelijke karweitjes doe ik bij Dikke Tante (dit is de moeder van Annie, die zo genoemd wordt omdat ze zo mager is, maar ze is ook erg lief voor Gré en mij.), omdat ik zo weinig plaats hier heb, en het washok van Dikke Tante ligt vlak naast de voorkamer, waar ik altijd zit.
Ik heb vorige week daar ook de strijkplank van tante Maartje en Dikke Tante opnieuw overtrokken, ook nog een mouwplankje van Dikke Tante. Ik heb een stopkontakt aangelegd een lamp, en een schakelaar, nog een stopcontact, een radiotoestel gerepareerd, twee ramen verduisterd, vitragegordijntjes opgehangen, behangen, zijl bijgespijkerd, stoelen gerepareeeerd. En als je nu denkt dat er niks meer te doen valt, heb je het lelijk mis. Op het ogenblik weet ik niet veel, maar toch wel iets, b.v. nog een verduisteringsgordijn repareren, een tafel, die kraakt als je er met je arm op gaat hangen, verschillende deuren waarvan sloten en scharnieren piepen en klemmen, enz. enz.
Dinsdag.
Reveille om 7.30. Opstaan, aankleden, vreten en dan beginnen we weer. Eens kijken, wat hebben we te doen. O ja, aardappelen schillen. Maar liefst een hele emmer vol (voor 17 personen). Eerst de kachel aanmaken. Dat gaat als volgt:
Wim (tot ome Jacob): “Zal ik de kachel even uithalen, oom?”
Oom Jacob: “Nee, doe dat maar niet, want jij hebt een snee in je vinger, van het aardappelen schillen van gisteren. (hij vindt het zelf veel te leuk om zo te modderen in het kolengruis, snap je?)”
Maar het eind van het liedje is dan, dat de werkverdeling als volgt geregeld wordt: Oom Jacob neemt het dekseltje van de kachel en gaat met het pookje in de kolen zitten porren, terwijl ik dan toch mijn handen vuil maak , en de kachel uithaal, waarbij oom natuurlijk herhaaldelijk op mijn handen steekt met de pook. Als de kachel zover gereinigd is, haalt oom de asla er uit, dan kan ik daar, waar de la verwijderd is, het kolengruis uithalen. Dan wordt alles door Oom geïnspecteerd, of het naar zijn zin is. Vervolgens pak ik een krant, en stop hem in de kachel. Oom neemt houtjes, legt ze erop, of liever, perst ze met alle kracht in de kachel. Ik een lucifer erbij en de kachel brandt…. om 5 minuten er na te zeggen “Doe het zelf maar”, want oom heeft, zoals later bleek, de kachel met kolen uitgegooid. Dan zeg ik tegen oom, dat hij er met zijn vingers af moet blijven, want dat ik alleen, ondanks het gemis van zijn hulp, kans zie de kachel aan te krijgen, in veel korter tijd dan wanneer we het met z’n tweeën doen. Als dan eindelijk de kachel brandt, komt Jo met een mand met aardappelen, zo’n broodmandje, zoals wij ook hadden, maar dan met een kop er op. Daar gaat wel een half uurtje mee heen. Ik schil ze, en oom pit. Maar aangezien ik mij van de week met worteltjes schrappen gesneden heb (in mijn duim) en daarna nog eens precies in die eerste snee, hebben we voor een paar dagen de rollen omgedraaid.
Nou, als dat gedaan is, dan is het zo ongeveer 9.30 u. Dan kan ik op m’n eigen houtje gaan werken. Eerst nog een beetje rondgehangen. ± 10 uur geworden. O ja, mijn platen moet ik nog netjes ordenen. Dat is een werkje, dat nou niet zo gemakkelijk is, want ik groepeer ze naar orkesten en aangezien ze nog al in grote verscheidenheid aanwezig zijn heb ik heel wat ruimte nodig om ze neer te leggen.
En dan de nummers er op plakken van 1 tot 67 aan beide kanten. Daar ben ik nu mee klaar, maar ik kan je wel vertellen, dat mijn tong vastgeplakt zit aan mijn gehemelte van al het likken aan die gegomde etiketten.
O, dat ‘s leuk. Jos komt nu net vertellen dat Zaterdagavond mijn platen weer zijn verhuurd. Weer een riks. Wat een drukke zaak heb ik hè? Maar ik was aan het likken, o nee, ik was er mee klaar, want mijn tong zat al vastgeplakt. Nu een platenlijst opstellen. Achter elkaar één voor één alle platen er uit halen en de titels opschrijven, dan kan ik vanavond de lijst netjes typen in het kantoor. Ik moet even onderbreken, want ik wordt geroepen, om tarwe te malen, want tante bakt ook zelf brood. Straks ga ik weer verder
tnak eredna ed naa
Daar ben ik dan weer. Het is nu bijna etenstijd. We eten vandaag met z’n drietjes boven, want Pietje v. Genderen uit [doorgekrast] je weet wel is hier. Jos is al boven gekomen om de tafel voor ons te dekken. Na het eten ga ik naar het kantoor om de platenlijst te tijpen. Als ik weer wat te schrijven heb zie je het wel. Bonjour.
Wednesday.
Helloh, helloh, ladies and gentlemen. Here is the B.B.C. with a program for the forces. Alles okay, and here follows the eight-o’clock news and it is writing by Wimpie (I mean “Bill”) The old song! Kachel uithalen, potatoes jassen. Henkie gisteravond teruggekomen uit Amsterdam, without cartonnetjes between my platen. He didn’t krijgen them more. Dus I moet ze zelf buy hier en ze op maat snijden met een knive. (Sorry voor my English writing but I have eaten “English bokking” van 3 om een sjent pruim) Maar also daarom not getreurd. Ik heb vandaag not very veel zin om wat te doen, daarom ga ik maar wat lezen. Ik heb op het ogenblik “Groot-Alarm”. Het beschrijft de gebeurtenissen tijdens de 5 oorlogsdagen in Rotterdam. Werkelijk een mooi boek. De hele dag natuurlijk niet veel bijzonders verder.
………..
Avond!
[Estella Cohen aan Mimi]
[Amsterdam, Nieuwe Prinsengracht 51, november 1942]
Lieve Mimi en Chawa.
Hier is gelukkig alles goed. Ook bracht B. goeie berichten mee van Zus, Herman, Marti, Gré en Jaap. Dat is weer een heele opluchting als je dat hoort. Verder kan B. je alles over hun vertellen wat je weten wil. Wat is B. toch een fijne man hè? Vader vertrouwt hem ook ten volle. ‘k Vind het toch zoo fijn dat hij zoo maar eens bij jullie allen komen kan.
We hebben de dktr. laten komen. Hij zegt hij moet hebben, geboortegewicht, tegenwoordig gewicht, hoeveel ontlastingluiers, hard of zacht, hoeveel natte luiers. Als alles goed is naar z’n meening, regelt hij alles van hier uit. Anders komt hij denkelijk Woensdag bij jullie. Hij is ten volle betrouwbaar hoor! Hij is katholiek. Ook wil hij graag weten hoe haar huidje er uit ziet.
De ophalingen gaan hier maar steeds door. Dord is ongeveer jodenvrij. Deze week hebben ze Laurens van Lena, en Hermans moeder gehaald. Mau heeft ze g.z.d. weer vrij gekregen. Gister kwam Lautje met een prachtige taart aanzetten en Hermans moeder stuurde een prachtige bloemenmand. Je behoeft niet te vragen wat een nacht Lena en Herman meegemaakt hebben. Tante Sophie komt morgen Zondag uit het ziekenhuis. Ze komen dan eerst hier een kopje koffie drinken. Als Sophie thuis was geweest, had ze ook mee moeten. Ze kwamen om de oude dames. Ze zijn allebei bij Lena thuis. Sophie is nu voor de derde keer de dans ontsprongen.
Wij zitten elke dag naar tante Elsje uit te zien, maar die komt maar steeds niet. Je wil altijd zoo dolgraag iets hooren.
We moeten maar vertrouwen lieve kind, dat alles goed is. Ik laat iets anders heelemaal niet bij mij opkomen. Kan mij zoo best begrijpen hoe jij je gevoelt. G.z.d. zijn er beste berichten uit de Kaukasus hè? Als het nu maar een beetje opschiet. Het wordt de hoogste tijd. Duizenden is alles al voor verloren. Wij zitten er middenin. Toch zijn we ‘s avonds niet zenuwachtig als ze bezig zijn. Wij gevoelen ons nog vrij veilig. Tot hoelang weet men natuurlijk nooit. Hansje is weer weg, Elleke is thuis. Ze krijgt nu les in huis. Ze vindt het erg fijn en is vol aandacht als de juffrouw er is. ‘k Gevoel mij dan weer gewoon in m’n jeugd verplaatst als ik dat zo zie. Ze heeft in die dingen heel veel van Martha toen zij klein was. Marti zou ook les krijgen, of het nu zoo is weet ik niet, maar denk het wel. Eef en Barend zijn weer thuis. Ze krijgen geregeld goede berichten van Justus , wat fijn hè? De dokter heeft bij Barend een gaatje in de long geconstateerd. Eef verpleegt hem, en heeft het er ontzettend druk mee, een keer of 4 per dag warm eten, de vloer elke morgen nat schoonmaken, en mag van 3-4 en van 7-8 uur bezoek ontvangen.
Hoe Eef dat allemaal vol moet houden, begrijp ik niet. Hulp kan ze natuurlijk niet krijgen. Wat ik het allerergste vind, ze zijn niet gesperd. Als hier zoo’n geval is, worden ze evengoed doorgestuurd. Hoe het daar nu is, weet ik niet. Deze week gaat B. ook hun bezoeken.
Daan komt elke dag hier, een kopje koffie of thee te halen. Hij is dan nogal spraakzaam zoodat hij ons allemaal meevalt. Marth neemt elke dag yoghurt voor hem, hij ziet er goed uit. Z’n moeder is meen ik in Westerbork. Hij krijgt geregeld goeie berichten van Gre en Nol. Daar behoef je gelukkig geen zorg voor te hebben. Van je ouders hooren wij niets, maar die moeten ook heel goed zijn. Nu lieve schat, weet je van alles weer een beetje. Elleke wordt den 19 Dec. 7 jaar, vergeet dat alsjeblieft niet. Ze vindt het erg fijn als ze post krijgt, als je heel korte woordjes in drukletters schrijft, kan ze het lezen. Wil je de hartelijke groeten daar aan de fam van ons geven, vele hartelijke kusjes voor jullie beidjes van je liefh Moeder en Vader.
Mimi antwoordde haar schoonmoeder met een anoniem, maar in herkenbaar handschrift geschreven briefje over de baby, met achterop het antwoord van Stella Cohen.Van Mimi zijn verder nauwelijks brieven uit de oorlogstijd bewaard gebleven.
[ongedateerd vel briefpapier, omstreeks 20 november 1942 uit Ilpendam; handschrift van Mimi,
aan Estella Cohen, bestemd voor een dokter
geboortegewicht 6½ pond. 6 Juli.
vermoedelijk gewicht 10 pond 4½ maand.
voeding sinds geboorte borstvoeding, na 3 maanden tomatensap, appelmoes.
Nadat de borstvoeding onvoldoende werd, bijgevoed met puree van bruine bonen. Bekwam niet zoo goed.
Voed haar nu bij met karnemelk en kindermeel + tomaat of appelmoes.
spuwen doet ze niet (heeft ze ook nooit gedaan)
± 7 à acht natte luiers per dag.
ontlasting zeer ongeregeld. Bij uitsluitende borstvoeding mooie zachte ontlasting maar 1x in de vier, vijf dagen.
met br. bonen, appelmoes en tomaat, keiharde ontlasting iedere dag. Het kind was toen huilerig.
Nu sinds drie dagen, weer betere ontlasting, maar 1x in de twee of drie dagen.
Nu ziet het kind er weer beter uit.
Lijkt me niet noodzakelijk dat dokter komt, wil wel graag bericht of de voeding nu goed is.
[andere kant Estella Cohen aan Mimi]
Lieve Aartje
Zoo je ziet hebben wij het direct verzorgd. Misschien kan tante Geertje de volgende maandag de uitslag brengen, anders moet B. het komen halen. Geef even de boodschap mee. Dktr. vindt dat je het allemaal duidelijk geschreven hebt. Heerlijk dat we een beetje beter bericht van B. hebben. O, daar ben ik toch zoo blij om. Dag lieverd ik heb nu geen tijd meer heel veel liefs knuffeltje voor de kleine lieveling van je liefh Moeder.
[Brief van Lena aan Mimi bijgevoegd bij vorige brief van Estella Cohen]
[Amsterdam, herfst 1942]
Lieve Mimi.
We zijn op ‘t oogenblik bij Martha en Mau, en wil ik even een paar woorden bij schrijven. Wat is het een sof alles hè Mimi. We zijn gelukkig allen nog bij elkaar, doch leven geregeld in angst. Ik zeg wel eens, men moet zich met hand en tand verzetten, anders wordt men zenuwziek. We gaan tegenwoordig elke dag de deur uit en maakt je dat ook kapot.
Hansje zit bij tafel kraaltjes in te rijgen. Een schat is het.
Elleke gaat naar school doch huilde eerst tranen met tuiten. Ze is ‘t vrije leven zoo gewend.
Lieve Mimi, ‘k weet niets te schrijven, wel te praten. Groeten van ons allen
je Lena.
[Zus, Herman en Gré Griekspoor aan Mimi ]
[herfst 1942]
Lieve Mimi en Gawwa.
Hierbij de verrassing. Hopenlijk vind je het leuk. Het is jammer dat het bovengedeelte wat geel is maar kan het er niet uit krijgen. Je moet denken het is zuivere schapenwol en in ieder geval zalig warm. Ben wel benieuwd hoe je het vindt.
Heb jij het daar prettig? Denk het wel hè? Ik heb tenminste je brieven gelezen en foto’s ontvangen. Erg leuk zijn ze. Van het kind goede berichten.
Nu kind, houd je taai een poot en een zoen
Zus Herman
Beste Miem en nichtje
Wat lollig dat ik voor de eerste maal aan Gawwa schrijf, hoe is het ermee Miem komen jullie weer eens bij ons, het is onze beurt eigenlijk, doch vinden wij het prettig als jullie komen. Zoo deze tijd komt beslist weer, dus vol goede moed en tot ziens, alleen weten we nog niet waar dat kind slapen moet, het komt niet te pas dat zij bij een jongen slaapt, geen rare dingen in mijn huis. Nu lieverd hou je maar taai.
je Herman.
Lieve Mimi en Chawa
Hoe maken jullie het, groeit de kleine meid lekker en passen de sokjes, ze zijn schattig hè.
We zijn op ‘t ogenblik druk bezig voor Marti kleertjes in orde te maken. We hebben de foto’s ontvangen, wat een lekkere meid is het.
Nu lieve kind houd je taai
een zoen Gré
[Gré aan Mimi]
Ik was erg blij met je brief. Ik hoop er vlug weer een te ontvangen. Wim heeft al zoo’n massa geschreven dat ik niet weet hoe ik deze brief vol moet kladderen. Dus ga ik wijd uit elkaar schrijven, dan ben ik er gauw.
Lieve Aartje.
Heb je nu al foto’s van hummeltje. Zeg Aart, m’n schoonmoeder is weggegaan [was: weggehaald] naar de Rotterdamsche Doelstraat, iets over bonnen geloof ik. Eng hè. Ik studeer hier ijverig piano en freet veel vruit. Is dat goed geschrefen. Kun je er uit weis. Of luct het je niet.
Ik schreif al feel beter dan froeger. Ik sgreif nu al zonder feel vouten.
Nu weet Greetje niets meer ze is helegaar uitgeputterd spreken ze bij lullie ook zoo goed. Dag sussie Aartje een soentje van sussie Gré ook aan de kleine knobbel.
Schrijf eens wat meer van de baby. Wat ze eet hoeveel ze poept en piest enz.
Aartje weet je wat je voortaan zeggen moet als men zegt iets met “leuk” “korte armpjes en overal jeuk” denk je dat eens in. Dag zus een pest pootje van
Gré
[andere kant]
Dit floddertje is van Gré, ze is te lui om te schrijven
Wim
[Sal Gobits aan Mimi]
[Dordrecht, Vlietweg, herfst 1942]
Lieve Mimelebolletje en Hobbeldeknobbeltje
Even een levensteken. Ik verveel me?… dat kan je begrijpen. Ik doe niets anders dan lezen en naar buiten zien en nu zag ik het volgende.
Onze buurlieden zijn em gesmeerd met medeneming van al hun eigendommen (waaronder een brandkast) nu heeft het huisje weer eenige weken leeggestaan en plotseling kwamen er weer werksters om de woning schoon te maken en nu werd er gisteren weer een partij meubelen kleeden lampen enz enz gebracht. Prachtige eiken bankstellen met 4 clubs (2 stel) 2 kasten tafels dressoir enz enz. Ik hoop maar dat ze zonder tijd te hebben de vlucht moeten nemen, mogelijk dat wij dan iets terugkrijgen in plaats van dat zij ons ontstolen hebben.
Het is nu Zaterdag 1/4 voor 2 en Els zit in bad en moeder loopt door het huis alles te bedrebbelen alsof ze thuis is. Ze loopt in jouw positiejurk rond, omdat ze niets warms heeft om aan te doen. Weet je wat deze week gebeurde? Moeder vond boven een jurk zooals jij ook gehad had en trok die aan, maar ‘s avonds kwam mijnheer Warmenhoven thuis en zag dat en zei…U heeft een jurk van mijn vrouw aan,… neen zegt moeder die is van mijn dochter en die zal ik laten stomen. Even later kwam Mevrouw thuis en ziet moeder met grote oogen aan en zegt, Mevrouw dat is een jurk van mij… Oooooo zegt moeder, ik dacht dat die van mijn dochter was want die heeft precies dezelfde. Tableau.
Wij zitten nu beneden bij de haard er staat een kamerscherm voor de deur van de voorkamer. Nu meisje sterkte en goede moed. Vele kussen van je vader ook voor sigarettenbilletje tante Geertje Oom en de jongens. Een stevige poot van Hally Salasij
[Martha aan Mimi]
[Amsterdam, november 1942]
Lieve schatten.
Even gauw een paar woorden. Hier is alles goed. De kinderen zijn voor een paar daagjes thuis. Ze zijn fijn. Hansje is een engel en erg fijn. Elleke is als altijd een rakker. Ze wil niet weer weg. Enfin maar afwachten wat het wordt. Boven en beneden is conferentie.
Zeg meid, ik zal met de kinderarts spreken en zal zien of hij deze of volgende week bij je kan komen. ‘t Is een fijne vent. Hij behandelt onze kinderen ook, je kunt er wel mee spreken. Dat is dus weer een zorg minder voor je. Hansje is thuis gekomen met uitslag, ofschoon hij daar buitengewoon verzorgd wordt, ‘t kan niet beter. Bij Hansje is ‘t over en nu heeft Mau het. Hij heeft een verband om z’n hoofd, ‘t lijkt precies of hij van ‘t Oostfront komt. Hij heeft het op z’n wang. Nu dag meid. ‘k Heb geen tijd meer. Een zoen en poot van je schoonzuster & kinderen.
[Mau en Martha Keizer aan Mimi]
Amsterdam 21 November 1942
Lieve Mimi en Chawwa.
Je zwager en Oom zit op het oogenblik met een verband op z’n hoofd jullie een paar woorden te schrijven. Ik heb een beetje infectie op mijn gezicht, maar gaat het al aardig over.
Hoe is het met jullie Miem. Zoo ik hoor gaat alles gelukkig goed. Als ik jou was Mimi, zou ik maar niet teveel piekeren. Gelukkig zijn we, dat allen nog aanwezig zijn, al zijn we dan niet bij elkaar, hetgeen de meesten niet meer kunnen zeggen. Zoo je weet is Dordrecht geheel J.vrij gemaakt. Kets de Vries heb ik met haar beide kinderen gesproken, en moet je vooral de groeten van haar hebben. Wat zagen die kinderen er weer miserabel uit. Er zijn een paar uit Dordrecht en Zwijndrecht nog vrij gekomen, o.a. Tobias den Hartog met vrouw en kind , de fam. v.Huiden, en nog een paar anderen.
Op het oogenblik zitten wij naar ik meen vrij veilig, en hoop dat dit nog een poosje zal aanhouden. Ik ben erg nieuwsgierig hoe mijn kleine nicht er uit ziet. Zoo ik uit de foto’s heb kunnen opmaken, is het [een] lekker klein nikkertje en geloof ik wel dat het gelijkenis vertoont met Miem. Miemosa, geef haar maar een lekkere pakkert van mij.
Wat het overige nieuws betreft, zijn wij allen vol goeden moed, en gaat het op het oogenblik naar mijns inziens werkelijk goed. Laten we maar hoopen, dat de redding nog bijtijds mag komen. Ikzelf ben ervan overtuigd, dat er een heeleboel van ons, nog de simge zullen meemaken, en moeten we maar rustig afwachten.
Zoo Moeder reeds schreef, is Hansje een paar weken hier geweest, en zag hij er best uit. Het is werkelijk een schat van een kereltje.
Ook Elleke is nu weer thuis. Zij is flink groot geworden, alhoewel een klein beetje magerder. Maar dit is zoo slim niet, want er kon bij haar wel iets af. Hoelang ze blijft weten we nog niet, wil ik haar weer een poosje hier houden.
Nu lieve Mimi, eindig ik voor deze keer maar weer. Laat de moed niet zakken en kop op, dan komt met Gods hulp alles wel weer voor elkaar.
Geef nogmaals Chawa een lekkere pakkert van haar oom en tante, en Elleke, en eindig ik nu werkelijk met een flinke kus voor jou van je zwager
Mau, Martha, Elleke en Hansje.
[Estella Cohen aan Mimi]
[Amsterdam, 8 of 9 december 1942]
Lieve Aartje.
Ziezoo nu heb ik een beetje rustiger de tijd om jou te schrijven. Zondag wou ik het al doen, toen kwam de fam van Zus en Gré, man en vrouw en kind, waren er de geheele dag, ook eten. Ze brachten goeie berichten mee, en ook brieven, kan ze jammer genoeg niet meesturen, want Hermans moeder moet ze lezen. Je begrijpt dat er toen geen tijd voor was. ‘k Was ‘s avonds doodmoe. Daarbij komt, dat hier de geheele dag menschen koomen, de één om raad, de andere om hulp voor fam.leden die weggehaald zijn, weer anderen om te bedanken die Mau heeft kunnen helpen, wat nog wel eens gebeurt. Ook neemt hij ‘s nachts soms een kind mee naar huis dat hij er uit gekregen heeft. Het gebeurt namelijk zóó. De menschen worden uit de huizen gehaald, en naar de centraalstelle gebracht. Van daaruit gaan ze naar Westerbork. Vóórdat ze dan weggaan, komen er een aantal weer vrij, om de één of andere reden, en dan kan iemand zooals Mau, en meer van die heeren wat voor ze doen. Je begrijpt dus dat dat een heele drukte geeft.
Als tante Geertje er een oogenblik is, heb je gewoonlijk geen tijd om te schrijven, je wil toch ook even praten hè? Wat is zij toch een hartelijke en rechtschapen vrouw. Wat heb jij dat toch goed getroffen. En hoe gek ze met het kind is. Deze brief is even blijven liggen, zoojuist komt B. hier, dat hij een babyschaal heeft. Lieve Aartje wij hebben heelemaal niets aan St.N[icolaas] gedaan alleen de kinder. Bijgaande pop is van Mevr Süskind voor Chawa, wat attent hè? Die armband is een goeie bijtring. Wij zijn bezig voor een zilveren rammelaar daar heeft ze meer aan hè?
Geef B. alle gegevens van het kind aan B. mee. ‘k Hoop dat het goed met haar gaat. Zoo kan het toch prachtig. Ze moet aankomen in gewicht zegt dokter. Eef en Barend hebben al eenige keeren brief van Ju[stus] uit Zwitserland gehad. Wat fijn hè? ‘k Hoop dat we gauw eens weer bericht van Bob krijgen. Men leeft zoo maar voort hè? Heb ik je al eens geschreven dat Barend t.b.c. aan z’n eene long heeft? Hij ligt nu de geheele dag in de achterkamer, en moet een keer of 3-4 warm eten per dag hebben. De kamer elke dag opdweilen, enz. enz. je kent dat wel. Dat reepje bittere chocolade dat tante Geertje meegenomen heeft is van haar. Vraag B. maar die is er geweest, die kan je er alles van vertellen. Als Eef het maar volhoudt.
Ze zeggen dat na vandaag, het ophalen voorlopig zal ophouden. Nou het is maar te hoopen, ‘t wordt al te bar hoor! Wij hebben geen angst. Mochten wij àl weggehaald worden, komen wij er toch weer uit, door Mau of Süskind. Die Süskind is toch een man Aartje, daar heb je niet van terug. Wat die man doet voor wildvreemde menschen voor hem, dat kan ik niet beschrijven. Mau zegt, hij heeft z’n gelijke niet. Zaterdag waren ze 12 1/2 jaar getrouwd, de heele lange gang staat vol bloemen.
Dag lieverd heel veel liefs en kussen voor jullie beidjes van je liefh Vader, moeder en kinder geef onze hartelijke groeten aan je fam. Elleke is erg lief, ze voelt de toestand ààn, zoo’n kind hè?
[Mozes Wijnberg en Estella Cohen aan Mimi]
[Amsterdam, tussen 19 en 29 december 1942]
Lieve Mimie & Jeled
Wij waren blij met je brief hoor en moet je niet zooveel aantrekken omtrent het eten van het kind, dit komt vanzelf wel in orde hoor, het kan niet in eenmaal groot worden. Wij zullen onze huisdokter jouw bezwaren eens vertellen en zullen zien wat hieraan verder gedaan moet worden. Begin nu niet te piekeren, de zaak is eenmaal niet anders. Het gaat toch goed en moeten we maar kalm afwachten en ons verstand gebruiken en maar op de goede afloop rekenen.
Wij hebben vreeselijk verlangd naar jullie en in het bijzonder naar jou en het kind. Wij hadden juist besloten een afgezant te zenden maar is dit nu door dezen niet nodig. Ik weet heusch niet meer te schrijven houd je taai en een dikke zoen van je Vader.
Lieve Aartje, fijn dat tante Geertje er weer eens is. Hier is gelukkig alles goed. Elleke en Hansje zijn thuis. Hansje gaat Zondag weer voor een poosje naar z’n oom en tante. Elleke blijft voorlopig thuis, en krijgt ze les van een onderwijzeres, opdat ze een beetje bijkomt, dat is wel fijn hè? Ze zien er allebei goed uit. Hier voeg ik je een briefje bij wat ik voor Elleke schrijven moest. De onderteekening is van haarzelf met de linkerhand.
Ja lieve schat het gaat mij natuurlijk nèt zoo met Bob. ‘t Is zoo onwezelijk hè. Maar het laatste bericht was toch fijn, daar moeten we ons aan vasthouden. Hoewel ik ook niet begrijp waarom Els niet komt. Op een goeie dag verschijnt ze echter wel weer. Ze komt altijd onverwacht hè? Hoe vind je het jasje van Zus? Ze leven toch wel met je mee hè? Wij zorgen voor het verder sturen van je brief hoor.
Heel Dord is leeg gehaald. Kets de Vries met man en kinder zijn ook naar Duitsland. Mau zegt dat hij nog nooit zoo’n stelletje vieze leelijke menschen gezien heeft. Katan zit in de gevangenis. Zwijndrecht is ook leeg. De fam Hartog is weer vrij gekomen. De fam in Westerbork zijn allemaal doorgestuurd. Het is ontzettend allemaal, g.z.d. dat jij met je kleine schat zoo goed bent, dat is toch zoo’n geruststelling voor ons. Je moet tante Geertje eens vragen wat ik haar heb laten zien.
‘t Is hier in A’dam weer bar hoor! Maar wij hebben volgens Mau nog [geen] gevaar. Heerlijk dat je zulke goeie berichten hebt van Nol en Gré. Daan komt heel veel hier. Martha neemt elke dag een fleschje joghurt voor hem. ‘k Zal het woord wel niet goed schrijven, maar ‘k weet het niet anders. De kinderdokter komt zoo gauw hij weg kan bij je hoor! Verder behoef jij je voor jouw voeding niet bezorgd maken. 4 Maanden eigen voeding is al een maand méér als Marti gehad heeft. Ze mag elke dag 2 lepels appelmoes + één lepel tomaat. Bruine boonen, nog even mee wachten, wel kun je elke dag dunne pap geven. De ontlasting moet beter, naar gelang ze meer vast voedsel krijgt zegt de dokter. Dat ze bleek ziet, doen alle kleine kinder als ze slapen. De dokter zegt, als ze aankomt in gewicht, is het goed.
Lieve schat ik moet ophouden, want Geertje moet weg. We waren weer erg blij met je brief heel veel kusjes van je liefh moeder
dag lieve lieve kinder.
[van Elleke voor Mimi’s verjaardag]
Lieve tante Miemie en oom Bram en Chawa
is he – dit briefje moet ik voor Elleke verder schrijven. En hoe gaat het met Chawa? Ik heb een broodje voor Chawa gebakken. En Mamie heeft een taart voor jullie gebakken. Hebben jullie het prettig met jullie allemaal. Wel gefeliciteerd met uw verjaardag tante Mimi en Oom Bram en Chawa, en met uw trouwdag. Leuke katjes staan hier op de brief hè? En dat heb ik op mijn verjaardag gekregen. En wat een mooi cadeautje heb ik van u gekregen. Wel bedankt. En ik heb heel veel cadeautjes gekregen, en een etui met kleurpotlooden, kusjes van Elleke Oma – Opa – Papie – Mamie – en Hansje
Zoo is de heele brief vol.
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht]
Even een kort berichtje. Je post ontvangen en ik zal ervoor zorgen hoor, alles hier nog bij het oude, zeg Aartje ik sluit hierbij een brief van Broer en Daan dus kan je daarop antwoorden, schrijf je dan hun brieven voordat wij komen, want ik blijf nu geen nachtje meer over, hoe graag ik ook wil, ik ben er het liefst zelf bij als er wat gebeurt om anderen niet het ongemak ervan te bezorgen, er gebeurt hier in de stad erg veel de laatste tijd dus als alle brieven nu geschreven zijn als ik kom gaat dat niet van onze tijd af, ook weet ik nu wie Alie [is] en dergelijke andere dingen, dus dat vertel ik dan wel. Ik hoop dat je rug dan beter is en je niet van dat floddergoed meer draagt anders zal ik het tegen Tante Geertje zeggen. Nu geen nieuws als de h.g. en een stevige pakkert van mij aan hummel
Elsje
ook aan Oom Tante en neven de hartelijke groeten