Dordt. Vrijdag 3 Febr. ’33
Lieveling.
Het opschrift boven je laatste brief was erg lief, maar ik geloof niet dat je er ook maar de helft van meent. Denk je dat ik zooiets van je verlang? Bob. Je hebt me absoluut verkeerd begrepen wat betreft niet te intiem. De brieven zooals je ze gewoonlijk schreef, waren niet te intiem. Mijn brieven aan jou wel. Nu hindert ‘t niets meer, want Moeder leest ze niet meer. Bobbie ik heb je laatste brief thuis gelaten en dan heb ik kans dat ik enkele dingen niet beantwoord, enfin ik kan er niets aan doen. Bah ik heb de laatste tijd niets dan hoofdpijn. Gisterenmiddag thuis gebleven en heerlijk geslapen en waarempel vandaag weer hoofdpijn en ik kan dan haast niet werken. Goddank nog maar 4 maanden en dan eindexamen. Als ik klaar ben, kom ik denk ik een maand in Amsterdam logeeren om uit te rusten. Zalig.
Bobbie, één ding begrijp ik niet goed uit je brief. Datgene wat je me liever zeggen wilde dan schrijven. Alleen het woordje pessimistisch maakte me al bang, daar heb ik bij jou meer van gehoord en ondervonden. Lieveling zou je ‘t me maar niet liever wel schrijven?
1e ben ik erg benieuwd ernaar
2e Hoe lang duurt ‘t wel niet voor we elkaar weer zien?
En dan, spreken we als we samen zijn, wel zoo goed uit? Ik geloof ‘t niet. Ik vind trouwens dat [we] elkaar hartelijk[er] schrijven, dan wanneer we bij elkaar zijn.
We hebben ook geen tijd om wat aan elkaar te wennen hè?
Nu Liefste verder geen nieuws. O ja, Moeke is ziek geweest, dat vergat ik in m’n vorige brief ook al. Ze is nu al weer op en bijna beter. Hoe gaat ‘t met jouw Moeder? en met jou zelf? niet griepende meer?
Van je foto wilde ik nog zeggen dat je das scheef zit. (Dit laatste ontdekte Moeder hoor!)
Nu Boy hartelijk gekust door
Je eigen Mimi
A’dam Zondag [5 februari 1933]
Mijn liefste twijfelachtige Mimi.
Lieveling je hebt gelijk met je beweering, dat ik de helft er van niet meende, van wat ik boven m’n laatste brief schreef. Ik meende het n.l. heelemààl. Tja een mensch móet zich af en toe eens uiten op de hem eigen wijze. Misschien heb ik het een beetje overdreven gedaan, maar je weet, een goed reiziger drijft altijd een beetje over. Kindje als dat zoo doorgaat met je hoofdpijn, noodzaak je mij om me persoonlijk te komen overtuigen naar je gezondheidsstaat. Dus je bènt gewaarschuwd. Het zal waarschijnlijk niet zoo erg lang meer duren, dat ik bij jou kom. ‘t Lijkt mij dan ook beter de besprekingen betreffende het driejaren plan tot zoolang uit te stellen.
Mimigri je kunt je niet hàlf voorstellen hóe fijn ik het zou vinden als je hier een màànd kwam. Ik kan me de weelde niet voorstellen. Maar ik geef je de verzekering, dat je dan aan me went. Ik ben al zóó aan je gewend, dat ik me eigenlijk niet kan begrijpen hoe ik het al die tijd zónder jou heb kunnen doen. Moeder verzint al allerlei listen om je dan hier in huis te lokken. M’n oom heeft een premie uitgeloofd. Je bent gewoon het onderwerp van de dag. Zeg je wilde zeker eens zien hoeveel je mij wel waard bent. Ik moest n.l. 12 cent strafport betalen, want je had er geen postzegel op gedaan.
Mimigri ik heb zoo’n idee dat m’n brieven je niet erg meer voldoen. Is dat zoo? Schrijf me dan even wàt dat is. ‘k Zal het dan probeeren meer naar je zin te doen. Wensch je Moeder beterschap van mij. Met de mijne is het niet zoo erg goed. Geheel zoutloos dieet en het eerste half jaar mag ze niets meer doen. Met mij is het ook weer tof. Is Greà nog altijd knotsende en puistende? Ook haar de groeten. Een gil van beneden kondigt mij aan, dat we eten motten. Dus…
Een smak van je overtuigde aanbidder
Bob
P.S. dat je m’n foto niet hebt teruggestuurd begrijp ik niet. Je hèbt het beloofd.
+ postzegels voor J.N.F.
[Dordrecht, dinsdag 7 februari 1933]
Mijn liefste schattige Bob.
Heb vandaag zoo’n prettig gevoel, dat komt, geloof ik door jouw brief. Je kunt je niet voorstellen, hoe heerlijk ik ‘t zal vinden als je in Dordt komt. Ik verlang zoo naar je. Ik heb reuze zin om te zeggen dat m’n hoofdpijn verdriedubbeld is, maar ik durf niet goed. Stel je gerust hoor, nu heb ik toevallig geen hoofdpijn.
Gisteren was ik in R’dam, ‘s middags met school naar een voorstelling van Gerhard Hauptman “College Krampton” opgevoerd door “die Städtische Bühne”. Het was erg mooi. ‘s Avonds zouden we in plaats van leiderscursus (ik bleef alleen in Rotterdam na ‘t tooneelstuk) uitgaan. Maar dat ging niet door. Ik had een geweldige pech gisteravond. Eerst kom ik 10 min. te laat op ‘t station, daar zou ik Jaap en Fia afhalen, en dan worden we door een Rotterdammer meestal D. Mühlrad gebracht waar we zijn moeten. Toen ik kwam waren ze natuurlijk weg. Ik heb toen van kwart over 8 tot half tien gezocht, eerst in City theater, toen met de tram naar de Schiekade, daarna eindelijk waar ik zijn moest en 4 maal opgebeld. Jakkes ik kon wel huilen, ik voelde me zóó alleen.
Volgende week gaan we naar “Menschen im Hotel” in City.
Lieveling je schrijft dat ‘t niet zóó lang duren zal, voor je bij me komt. Doe je dat alleen opdat ik niet verder zal aandringen op dat wat je me liever vertelt of is ‘t heusch. Wat noem je lang?
Bob, als ik in Amsterdam kom, behoeft je Moeder geen listen te verzinnen, ik zal heel gewillig zijn. Ik begrijp nog niet, hoe ik er de laatste keer zoo tegenop kon zien. Anders ben ik toch niet zoo. Enfin een volgend keer beter. Waaruit bestaat die premie van je oom? Ik ben beslist nieuwsgierig.
Zeg Liefste ik vraag vergiffenis voor die strafport. Jij mag mij ook een brief zonder postzegel sturen. Toch heb ik er nog veel voor over gehad om je de strafport te besparen. Ik ben n.l. naar de brievenbus gegaan, die zou om 10 voor half negen gelicht worden en ik heb daar ruim een kwartier gewacht, maar die beroerde postbode kwam maar niet. En ‘t was Vrijdagavond, toen ben ik maar naar huis gegaan. Als ‘t niet te beleedigend was kreeg je de postzegels terug!
Allemenschen wat ben ik aan ‘t kletsen en dat tusschen m’n werk door.
Lieveling, ik vind ‘t geweldig dat je sommige dingen die ik niet schrijf toch begrijpt.
Wat betreft jouw brieven. ‘t Is waar dat ze me een paar keer niet voldeden, ofschoon deze laatste weer gezellig was. Weet je, dat kwam omdat jij niet precies beantwoordde wat ik vroeg. Ik heb altijd je brief bij me als ik je schrijf, ik volg ‘m heelemaal en antwoord op de rij af, dan kan ik niets vergeten en kan ik je daarin tenminste niet teleurstellen.
Zeg je onderteekent als aanbidder, ben je niet meer? In mijn ogen wel. Trouwens de laatste keer zei je zelf dat je me als een soort bezit beschouwde en dat heb ik toch niet tegengesproken en aanbidders, och die heeft elk meisje wel.
Je foto heb ik alleen dan terug zullen sturen, als ik ‘m erg leelijk vond. Mooi is hij niet, maar bij gebrek aan beter!!
Nu lieveling een innige kus en pakkert van
je Mimi
P.S. Wensch je Moeder beterschap voor me.
Bedankt voor de postzegels.
A’dam Woensdag [8 februari 1933]
M’n liefste bezit.
Ik bloosde gewoonweg toen ik je opschrift las. Sinds m’n 5e jaar hebben ze me n.l. niet meer “schattig” genoemd. Als ik een advertentie daarover zou moeten opstellen zou ‘k het zóó doen: “Versterkt, verkwikt en geneest.” Ik ben me niet bewust dat ik zoo’n benaming waard ben. Verder kom ik Zondag a.s. in Dordt. Tenminste als jij er ook bent, anders heeft het natuurlijk geen doel. Hoe laat weet ik nog niet. Zal je dan wel even bellen. Eén ding zou ik erg graag willen, n.l. dat je me even tegemoet komt, dan heb ik een gelegenheid om je over het 3 jaren plan in te lichten. Anders is er misschien de heele dag geen kans meer voor. Lieveling schrijf in elk geval even terug. Ja? Je ziet ik behandel jouw brief ook op het rijtje af. ‘k Heb altijd wel gedacht dat we bij elkaar hoorden. Ik ben n.l. ook een pechvogel. ‘t Zal me werkelijk verwonderen hoever m’n pech me wel volgt, en of ik je wel eens officieel m’n bezit kan noemen. I am hoping so. Zooals jij je Maandagavond voelde, voel ik me doorgaans. Mimigri je kunt dus nagaan hóe noodig ik je heb.
Onder één voorwaarde schenk ik je vergiffenis, n.l. dat je me elke cent terug betaalt met een kus. Accoord? Als ik dien verrekte postbode in handen krijg is die nog niet gelukkig. Lieveling ik vind het erg prettig als je zoo aan het “kletsen” bent, dan voel ik me tenminste een beetje minder eenzaam. Voor die kwaal is maar één middel, en dat ben jij. In mijn omstandigheden houd ik eigenlijk véél te veel van je. Maar ja, omstandigheden maken de mensch. Ik geloof dat jij een brief gezellig noemt als er een liefdesverklaring in voorkomt. Je ziet ‘k heb m’n best gedaan. (Niet alleen om je een gezelligen brief te bezorgen) ‘t Is gek maar ik kan me je haast niet meer anders voorstellen, dan in mijn bezit? Gaat het jou ook zoo? Maar het is een vervloekt ding dat er op bezit belasting wordt geheven.
Er is hier niets meer te schrijven en ik kus en omhels je in gedachten zóó vaak, dat ik je al hoor zeggen: “God zeg jij bent ook niet gauw tevreden.”
Mimigri onthoudt dit, op dat punt ben ik niet te bevredigen.
Jouw Bob
Dordt. [donderdag] 9 Febr. 1933
Openbare leeszaal
Lieveling.
Het is nu even over acht. Ik wil deze brief met de laatste post half negen meehebben.
Ik vind ‘t prettig je even te hebben gesproken, maar ‘t vooruitzicht van Zondag is eenvoudig eenig.
Zeg Bobbie, kun je misschien vroeger dan één uur, wil je ‘t probeeren. Die dag zal toch al zoo gauw om zijn hè? Je kunt ‘t nog vóór Zondag berichten.
Toen Moeke vanmiddag thuiskwam, kon ze me vertellen dat jij er geweest was. Haar vriendin, je weet wel, waar ik voor omdraaide, had ons gezien. Ze was nogal gepiqueerd.
Gek is ‘t, dat als ik je zie, weet ik haast niets te vragen en zoodra ben je weg, weet ik dat ik een boel vergeten ben. Waar reis je eigenlijk in? Kun je daarmee in Dordt geen zaken doen? Tot hoelang duurt je abonnement? Liefste deze brief wordt kort. Zondag zie ik je toch weer. Fijn.
Kom a.u.b. vroeg!!
12 kussen voor die strafport en 1 extra van je bezit.
A’dam [zaterdag 11 februari 1933]
Mijn lieveling
Ten eerste wil ik je melden dat ik om 12.09 in Dordt kom. Ten tweede dat ik nog steeds in touw reis en waarschijnlijk deze week ook in Dordt kom werken. Zeg weet je wat je doet met je vragen? Schrijf ze desnoods op, dan kun je er geeneen vergeten. Je komt me toch halen hè? Lieveling ik verlang zóó naar je dat ik ‘s nachts droom dat ik al bij je ben. En dan toon je een erg groot initiatief. Je schriftelijke kussen accepteer ik niet.
Mimi stel m’n droom niet teleur.
Je Bob
Dordt Dinsdag 14 Febr. ’33
Mijn eigen Lieveling.
Het is nu ± kwart voor tien en ik rol om van de slaap. Dat heb ik de heele dag gehad. Gisteravond naar Menschen im Hotel geweest. ‘k Had er gelukkig niet al te vast op gerekend dat je zou komen. Maar op Zondag reken ik vreeselijk vast. Bobbie, nu begrijp ik pas wat het is, als een week voortkruipt. Ik kan me niet voorstellen dat ‘t pas Dinsdag is. Elk uurtje dat school voorbij is, denk ik wéér een beetje dichter bij Bob. Maar, o God wat gaat dat langzaam. En ik verlang zóó naar je. Zooveel meer dan anders. Vind jij ‘t ook zóó heerlijk, dat we nu weten, dat we van elkaar houden? Liefste ik geloof, dat er geen grootere teleurstelling bereid kan worden voor me, dan ‘t bericht van jou, dat je niet komen kan. Ik moest uit naam van Moeke zeggen, dat jij je koffer maar in ieder geval mee moet brengen en dat je altijd wanneer je in Dordt [bent] mag blijven slapen, zonder dat ik daar oneenigheid door zou krijgen.
Je merkt dat Moeke je graag mag.
Bob, ik vergat Zondag de groeten voor je Moeder mee te geven en beterschap. Wil je ‘t nu voor me doen.
Eigenaardig dat ik me heelemaal niet moe heb gevoeld (ondanks ons “verdwalen”) zoolang jij bij me was. Maar zoodra was je weg, was ik doodop.
Zaterdagavond heb ik bal masqué. Wil je gelooven dat ‘t me eigenlijk onverschillig laat. Bob ik heb Moeke eens rechtuit gevraagd wat ze van ons denkt. Zondag zal ik je wel vertellen wat!
Zooals ik al voorspelde, beschouwen ze ons als half verloofd. Zij schijnen ons een “leuk” stel te vinden.
Mevr. Fonteijn wil zoo dolgraag dat we a.s. Zondag even bij haar komen. Als jij absoluut geen zin hebt, gaan we niet, anders wel.
Bobbie, we mogen Zondag niet zoolang wandelen. Jaap was zoo teleurgesteld. Enfin, nu is ‘t ook niet bepaald noodig hè Jongen.
Ik heb je nog altijd iets te biechten n.l. met St. Nicolaas kreeg ik twee chocolade harten. Een gaf ik aan Jaap, de andere was voor jou bestemd, vlak daarna kwam die ongeluksbrief. Toen heb ik jouw hart maar opgegeten. Ziezoo weer wat van m’n geweten afgewenteld.
Ben op ‘t oogenblik heelemaal alleen. Vader en Moeder zijn naar Rotterdam en komen maar niet terug. Gré naar school en Nol naar bed. Direct ga ik ook naar bed eerst nog even aan jou liggen. Vind je me nu niet wat al te openhartig. Ik zal me wat in moeten toomen.
Vanmiddag gezellige middag gehad op school. Twee Duitschen, een dame en een heer hebben geweldig voorgedragen. Stukjes van Hans Sachs.
Zeg dit postpapier heb ik met een philippine van Gré gewonnen. Ik kan op ‘t oogenblik altijd postpapier gebruiken. Wil je wel gelooven dat ik brieven schrijven prettig ga vinden. Alleen aan jou natuurlijk.
Lieveling er is hier verder niets meer aanwezig. Ik wensch je een lekkere nachtrust, een innige nachtzoen en pakkert
van je Mimi
Bobchen, ‘t initiatief toonen gaat me al heel gemakkelijk af.
Hoe laat kom je Zondag. Toch vroeger dan deze keer hè. Laat me bitte niet weer een half uur wachten. Dag schat schrijf gauw terug. Vergeet niet thuis de groeten te doen en je Moeder beterschap te wenschen.
A’dam Woensdag [15 februari 1933]
Mijn allerliefste lieveling.
Mimigri wil je wel geloven dat ik met mezelf geen raad weet? Ik voel me zóó onuitsprekelijk blij. Toen ik thuis kwam was je brief er nog niet, en had ik een vreeselijke pestbui. Midden onder het eten kwam je brief, en opeens was die [pestbui] verdwenen, zelfs zóó dat ze vroegen of ik de 100.000 had getrokken. Bij mezelf dacht ik: nog véél meer. Lieveling, natuurlijk kom ik Zondag, ‘k zal even nakijken hoe laat. Om 11.03. Zal het voor alle zekerheid Vader nog even laten nakijken. Is je dat vroeg genoeg? Veeleisend menschje. Om je eerlijk de waarheid te vertellen, is ‘t mij eigenlijk nog véél te laat.
Vader zei vanmorgen herhaaldelijk in de tuin: “wat zit je toch te droomen, man.” Je snapt natuurlijk wel, aan wie ik zat te denken. Want jij bent tegenwoordig de eenige aan wie ik denk, en dan krijg ik zoo’n héél prettig gevoel van binnen, ik geloof net zooiets als jij laatst had. O je kunt niet gelooven hóe ik me op a.s. Zondag vlas. Ga Zaterdag naar Groningen, en was van plan ‘s avonds nog naar je toe te komen. Maar dat gaat niet, want 1e het zou veel te laat worden, en 2e dan heb jij bal masqué. ‘t Zou anders wel fijn zijn hè? ‘k Ben benieuwd wat je Moeder wel van ons denkt. Of is het misschien een wéét? Ik vind jou en mij een veel leuker stel, dan je ouders ons. Kindje ik laat het heelemaal aan jou over of we naar Mevr. Fonteijn gaan of niet. Als het maar niet te lang duurt. Wil je er rekening mee houden dat ik je dan de heele week weer niet zie? Zeg is dat die “dikke dame”? ‘t Is gemeen van ze dat ze ons op onze wandeltijd willen beknibbelen. Jij komt me toch hoop ik alléén halen?
Wat die biecht van jou betreft, verschilt niet veel met de tegenwoordige toestand. Je hebt nu n.l. óók m’n heele hart in bezit genomen. Geen kruimeltje is er van over. Und das hast Du gemacht. Lieveling ik vind het juist fijn dat je zoo openhartig bent. Eer méér dan minder openhartig zijn. Ik ben het tegen jou toch ook. Of ben je er nóg niet van overtuigd dat ik heel, héél veel van jou en van jou alleen houd? ‘k Heb me vanmiddag halfdood geglimlacht. Was vandaag met Vader in Roermond. We hadden nog wat tijd over en was op m’n dooie gemak de stad een beetje ingeslenterd. Vervolgens het in- en exterieur van de Groote Kerk eens gaan bekijken. ‘k Was al een poosje binnen toen opeens een pastoor naar me komt toehollen in gezelschap van de koster. En in onvervalscht dialect zei die tegen me: Eè menierke kunde ge de klak nie van oe kop nemen? (Hé meneer, kunt u Uw hoed niet afnemen?)
‘k Was zeker in de veronderstelling dat ik in de sjoel was.
Zeg als ik elke dag zoo verkocht als gisteren, dan geloof ik dat we gauw heelemààl verloofd zouden zijn voor de menschen. Voor mezelf ben ik het al. Lieveling ondanks dat je vergeten hebt de groeten mee te geven, heb ik ze toch maar overgebracht. Dus daarover geen zorg. God, Mimigri, ik kan me eigenlijk niet goed indenken dat er iemand is, die op deze wijze om mij geeft. Enfin je bevestigt het Zondag nog maar eens stevig. Je schrijft immers zelf dat het je niet moeilijk meer valt om initiatief te toonen.
Tóón het.
Lieveling ook hier is verder niets meer aanwezig dan een hart dat jou heelemaal toebehoort en het stoffelijk omhulsel Bob genaamd
1000 gróóte kussen
Bob.
P.S. Schrijf je nog?
Dordt [maandag] 20 Feb ’33
Mijn eigen schattige Lieveling.
Het is nu bijna tien over half acht. Je bent dus ruim drie uur al uit bed. Liefste ik beloofde zoo gauw mogelijk te schrijven. Dat was eigenlijk gisteravond. Maar toen kon ik niet. Ik ben om half negen naar bed gegaan en heb aan je liggen denken tot ik insliep. Ik ben doodgelukkig. Jij ook?
Ik was vanmorgen om half zeven aan ‘t leeren, maar de helft van [de] tijd dacht ik aan jou. Dat heb ik tegenwoordig op school ook al. Ik denk veel te veel aan je maar ik [kan] ‘t heusch niet helpen.
Lieveling iedere keer als je geweest bent, hou ik meer van je. Je moet me niet kwalijk nemen, dat ik even huilde gisteravond. Ik geloof niet dat ‘t heelemaal alleen van geluk [was], ofschoon [dat] heel goed zou kunnen, maar ook wel een beetje verdriet dat ik je nu bijna een week moet missen. Liefste als je Vrijdag niet komt, zou ik ‘t natuurlijk wel jammer vinden. Maar ik hoop zoo, dat je Zondag komt en dan liefst Zaterdagavond al. Je weet bij Moeke ben je hartelijk welkom.
Eigenlijk is ‘t nogal zwak van me dat ik je dat vraag, als ‘t voor je werk beter is liefste, behoef je niet te komen. Per slot van rekening is ‘t dan toch voor ons.
Bobbie vind jij ‘t ook zoo heerlijk, dat ze ons thuis zoo au sérieux nemen. Als dat niet ‘t geval [was] had ik niet bij je op de leuning met m’n arm om je heen mogen zitten en dat plagen met dat kneisje leek wel half ernst. ‘t Kan me niks schelen, hoe meer ze me plagen, hoe liever ‘t me is.
Liefste er is natuurlijk sinds jij weg bent, nog niets gebeurd en m’n gevoelens heb ik geloof ik al geuit hè. Zeg Boy, we hebben ‘t tot nog toe steeds over initiatief toonen gehad, dat is nu niet meer noodig, vind je wel? Initiatief toonen is meestal moeilijk en ‘t valt mij maar al te gemakkelijk.
Lieveling deze brief wordt kort, nu moet ik voortmaken, want ik moet naar school.
Dag innig geliefde Lieveling van me.
Je eigen Mimi.
100.000 innige kussen.
P.S. Nu heb ik alweer vergeten je Moeder de groeten te doen en beterschap te wenschen. Feliciteer je Grootvader van me.
Mimi
Schrijf je gauw terug liefste?
A’dam [maandag] 20 [februari] ’33
Mijn honneponnig klein lief vrouwtje.
Het was een geweldige verrassing voor me, dat ik vanavond al een brief van je ontving. Ik vind het vreeselijk lief van je. O kindje je kunt niet gelooven hóe gelukkig ik me wel voel. ‘t Is haast té mooi om waar te zijn. Wil je wel gelooven, dat ik vandaag haast heelemaal m’n best niet heb gedaan? ‘t Kwam door ‘t vooruitzicht om altijd bij jou te kunnen zijn geloof ik. ‘k Wou dat het waar was. Maar dat geluk is mij voorloopig nog niet toegedacht geloof ik. Ik zou het verdomd mieters vinden. Laten we hopen dat het niet zoo erg lang meer duurt. Lieveling er is kans dat ik Zaterdagavond al bij je kom, en natuurlijk ook de heele Zondag. Reken er maar niet te vast op. Maar hoe moet het gaan als ik geen abonnement (pessimistisch) meer heb. Dat zou ik beslist niet uithouden, twee weken zonder jou.
(Hier heb ik even gevloekt.) Mag wel hè? Daar moet dan iets anders, iets definitiefs op worden gevonden. Om je eerlijk de waarheid te zeggen vond ik het gisteravond haast prettig dat je om mij huilde. Dat laat me tenminste zien hóe lief jij me hebt. Als het nog kan, heb ik je nog meer lief dan daarvoor. In plaats van huilen vloek ik. Gisteravond de heele avond zitten vloeken.
Ba wat is het toch beroerd, dat als twee zich liefhebben ze elkaar per gratie Gods ééns in de week zien. Godsamme ‘k kan de heele boel wel in elkaar trappen. Het troost tenminste weer een beetje dat je ouders ons au sérieux nemen en zoo geweldig gastvrij jegens mij zijn.
Op mijn beurt vraag ik je excuus dat deze brief één jeremiade is. Maar het moet me van het hart, want jij bent de eenigste waar ik werkelijk intiem mee ben. Zooals je ziet heb ik me aan de afspraak met Jaap gehouden. Jij hebt natuurlijk de eerste keus. Dat ding wat jij gemaakt hebt, vonden ze thuis erg mooi. Ze wilden haast niet gelooven dat jij het gemaakt had.
Kindje ik rol [om] van de maf dus ook deze brief wordt kort. Doe aan onze Vader en Moeder Zuster en Broeder(tje) de groeten van mij. Jou mijn eigen meiske doe ik apart de groeten en heel héél veel kussen.
Je jou innig liefhebbende man
Bob
P.S. Naar vandaag te oordelen duurt het nog heel lang voordat het zoover is.
P.S. Ik heb nog maar één postzegel van zes. Mocht je port moeten betalen, verhaal dat dan maar op Jaap. Dag lieveling.
Dordt 23 Febr ’33
Donderdag 7 uur
Openbare leeszaal
Mijn eigen allerliefste vent.
Vraag duizend maal vergiffenis dat ik gister niet meer geschreven heb. Hè lieveling, wat een verrassing was dat voor me, toen je zoo plotseling voor me stond.
Toen ik gisteravond vroeg thuis kwam, moest ik een brief aan B en W schrijven, vreeselijk officieel om dansvergunning voor 12 Maart. Ik zei tegen Moeke dat ik heel wat liever een brief aan jou schreef. Maar ofschoon ik tijd genoeg had, deed ik ‘t niet, omdat Moeke hem anders zou willen lezen en dan schrijf ik zoo stijf. Zeg lieveling, zie je dat jouw voorletters overeenkomen met B en W, daar haalde ik vanmiddag met Nol een grap mee uit. Hij kon maar niet begrijpen dat ik jou bedoelde en niet de Burgemeester met z’n aanhang.
Liefste zou ‘t heusch onmogelijk zijn dat je me vooruit schreef of je Zondag bij me komt. God ik zou ‘t eenvoudig zalig vinden. Ik durf niet te denken dat je niet zal komen. Wat zal die Zondag leeg zijn. Ik geloof beslist dat ik huil als je niet komt. Het zal zoo verschrikkelijk tegenvallen. Bobbie, doe me alsjeblieft dat verdriet niet aan. Ik beloof dat ik na Zondag flink zal zijn. Maar nu heb ik er te veel op gerekend. Ik zal Zaterdagavond aan den trein staan. Schrijf je hoe laat? Je blijft dan toch tot Maandag hè?
Zeg Jongen, ik betrap me steeds onder de les erop dat ik bij jou ben met m’n gedachten. ‘t Is werkelijk treurig. Hè die beroerde school. Ik wou maar dat ik al kinderverpleegster was. Nu moet ik al m’n werk nog, 2 repetities erbij, en ik heb absoluut geen lust.
Was jij maar bij me. Verlang jij ook zoo naar mij.
Schat van me, ik moet werken, anders wordt het zoo laat vanavond.
Toen ik Woensdag thuiskwam vroeg Moeke waarom je niet was blijven eten, ze was een beetje kwaad dat je ‘t niet had gedaan en Jaap had de plaatjes maar allemaal meegenomen.
Nu Liefste vele innige kussen
van je a.s. vrouw Mimi
P.S. Wat dit laatste betreft, wees niet ongerust ik ben optimistisch en geduldig. Ik geloof wel dat ‘t zoover wel komen zal. Doe maar goed je best.
De groeten aan allen!!
Dag schat.
A’dam Vrijdag [24 februari 1933]
Boven in m’n ijskelder
Mijn lief bruin Mimikindje.
Vind me zelf bepaald geniaal in het bedenken van steeds weer nieuwe troetelnaampjes voor jou. Maar jij bènt er ook naar. Je gratieverzoek is toegestaan, zij het dan slechts één maal (1000 x duurt te lang). Ook de dansvergunning sta ik toe, mits ik óók aan de beurt kom. ‘k Ben blij dat je mij niet zulke officiëele brieven stuurt. Je moet je broertje liever aan het verstand brengen dat het in plaats van B.W., W.G. wordt.
Lieveling maar nu moet ik je een teleurstelling bereiden. Ten eerste kom ik Zaterdagavond niet. Moet ‘s morgens klanten bezoeken en ‘s middags m’n “administratie” eens een klein beetje beredderen. Vervolgens Zondagmorgen in den Haag naar een klant toe. Ik kom in elk geval. Hoe lààt weet ik niet. ‘t Hangt heelemaal van die “…..” klant af. Als het een erge O.H. is wordt het natuurlijk laat. Misschien gaat Vader morgen die klant bezoeken, dan ben ik er natuurlijk van af. Dan kàn het zijn dat ik Zaterdagavond nog kom, maar het is 99,9999 tegen 100. Reken er maar niet te vast op. Kom ik dan valt het mee. In elk geval bel ik je dan wel even. Anders wordt het Zondag middag een uur of 1/2 2 eer later dan vroeger.
Gisteravond zat ik thuis te “lezen”, toen ik ineens zei: “Mimi, geef mij nog een kopje thee!” Nu je begrijpt het effect. Ik ga tegenwoordig speciaal vroeger naar bed, dan kan ik n.l. zooveel te langer aan je denken. Wat nog niet is dróóm ik me er ‘s nachts bij. Reuzen humeur ‘s morgens. Even later realiseer ik me de werkelijkheid dan weer.
Werkelijk Mimigri je geduld en optimisme zal op een zware proef gesteld worden. Evenals Frank v. Wezel zeg ik: “Maar éénmaal komt de tijd.” Ik verlang werkelijk naar die tijd. Ter rehabilitering van mij bij je moeder, kun je haar zeggen, dat ik absoluut geen tijd meer had en nog twee klanten moest bezoeken. En dat ik verder niemand de “eer” heb aangedaan, maar me met chocolade heb tevredengesteld. Lieveling ik weet je niets anders meer te schrijven, dan dat ik je nog steeds lief heb. Dat is hopelijk voldoende. Mimikind ik verlang zoo naar je dat ik Zondag haast niet kan afwachten, tot zoo lang, maar dan ook met héél veel kussen.
Je jou liefhebbende Bob
P.S. Krijg ik een brief in je eigen stijl terug?
P.S. II Japie is nog niet gelukkig. (Ik wel)
P.S. III Lees zoojuist je brief nog eens over
Mimigri je bent werkelijk een Schàt.
[Brief Bob ontbreekt]
[Dordrecht] Dinsdag 28 Febr. [1933]
kwart voor vijf op de leeszaal.
Mijn eigen arme inniggeliefde schat.
Lieveling je brief vanmorgen heeft me zóó’n pijn gedaan. Ik heb nog voor ik op de helft was, al gehuild. (Dat doe ik trouwens nog al gauw tegenwoordig).
Steeds klinkt me je gezegde “Mimi, sei doch heftig” in me na. Het is zoo ellendig. Zoodra je weg bent, zou ik je wel terug willen trekken en ik denk steeds “nu zou ik wel impulsief kunnen zijn”. Maar als je bij me bent Liefste, dan ben ik zoo gelukkig en juist dat geluk maakt me zoo stil. Het verlamt me als ‘t ware. Ik ben zoo bang dat jij denkt, dat ik niet van je hou.
O jongen, ik zal heusch nu deze laatste Zondag probeeren je meer voldaan te maken. Maar als ‘t niet heelemaal lukt, weet dan, dat ‘t juist mijn groote liefde voor jou is, die me zoo maakt. Bah, ik huil nu bijna weer. Stel je voor in een openbare leeszaal.
Lieveling je verwijt is niet heelemaal rechtvaardig. Dat ik m’n armen niet om je hals zou durven slaan (dat heb ik immers al zoo vaak gedaan) dat ik je niet zoo kus, als jij mij komt omdat jij sterker bent, heusch.
Liefste nog een vreeselijk verwijt schuilt in je brief. Ik zou me wel kunnen slaan, als ik bedenk dat ‘t mijn schuld [is] dat ze jou en mij thuis niet kunnen beschouwen zooals bij mij thuis, omdat ze me eenvoudig nooit hebben gezien.
Wat betreft dat alledaagsche, ik ken dat gevoel ook heel goed. Ik heb ‘t minder sterk dan jij, Bobbie, maar toch. Weet je ik heb absoluut geen lust meer in m’n werk ofschoon ik juist m’n beste werk maak. Alles wat ik de laatste [tijd] terug kreeg was goed. Zou dat door jou komen.
Lieveling, je schreef dat je tot een wanhoopsdaad in staat zou zijn. Schrijf zulke dingen niet, maar alsjeblieft denk er ook niet aan. Je maakt me bang jongen.
Als je werkelijk van me houdt, zul je begrijpen, dat er voor mij niets ergers bestaat, dan me om jou ongerust te maken.
Bobbie zou ‘t niet mogelijk zijn, onze laatste vaststaande dag samen, zoo lang mogelijk te maken. Van Zaterdagavond tot Maandagmorgen. Ik zou ‘t zoo heerlijk vinden. Verder nog iets opwekkends. Als je abonnement op is, kom ik na een paar weken wel in Amsterdam. Enfin dat vertel ik je Zondag wel.
God ik heb zooveel te schrijven, dat ik de heele boel door elkaar gooi. O ja, wat betreft een eigen stijl. Liefste het is Godsonmogelijk. Alles wat ik voel en denk, schrijf jij mij ‘t eerst. Ik durf nu bijna niet te zeggen dat ik zoo héél, héél erg naar je verlang. Want jij schreef dat ook en toch zal ‘k het maar doen.
Liefste ik verlang er naar om jouw hoofd tusschen m’n handen te nemen en je te zeggen, terwijl ik je diep in je oogen kijk, dat ik je zoo zielslief heb. Versta je, dat is een belofte.
Ik heb zóó’n hoofdpijn op ‘t oogenblik dat ik wel heerlijk met mijn hoofd op jouw schouder zou willen uitrusten. Bobbie ik hou zooveel van je. Ik weet dat ik ‘t al een paar [keer] heb geschreven in deze brief. Ik zou ‘t steeds kunnen zeggen. Soms gebeurt ‘t dat ik op de fiets ‘t aan me zelf vertel.
Liefste m’n tijd is op, ik heb ‘t zoo krankzinnig druk. Ik hoop maar, dat je Zaterdagavond al komt. Als was ‘t alleen maar om je Zondagmorgen wakker te kunnen kussen.
Dag eigen lieveling van me.
Je eigen a.s. vrouwtje geeft je een héél, héél innige kus.
P.S. De letters in jouw voorlaatste brief waren W.G. Zoo wil ik dolgraag heeten hoor schat.
je Mimi
Schrijf je bijtijds terug of je Zaterdag komt?
Liefste, ik vind ‘t beslist niet goed dat jij de halve nacht wakker ligt en je moet maar denken dat ik ‘t ben, die ‘t verbiedt, dan zal ‘t wel lukken om in te slapen.
Iedere avond krijg je een nachtzoen van me.
Dag snoes.
Ik heb nog nooit een brief geschreven waar ik zoo ‘t diepste van m’n hart in heb blootgelegd. Het lucht me beslist op. Ik ben zoo vol van geluk.
Donderdag [2 maart 1933]
A’dam
Mijn allerliefste klein Mimikindje.
Groote God wat kun jij impulsief zijn. Kindje je weet niet half hóe gelukkig je mij met die brief hebt gemaakt. Ik heb daar de heele week op gewacht, en ik kreeg ‘m vanmiddag pas. Vergeten?
Het was heusch niet m’n bedoeling je met m’n brief pijn te doen. Dààrvoor heb ik je te lief. Maar ‘k verlangde dien middag weer zóó naar je. Je belofte maakt alles weer goed. Lieveling je moet om mijnentwil de uiting van je gevoelens geen dwang aandoen. Want het is me al genoeg nu ik weet waarom je zoo was. Ik ben èrg blij dat ik het nu weet. Mimikindje ik kan me het haast niet indenken dat je zooveel van mij houdt. (dit is geen motie van wantrouwen, doch zelfkennis.)
Het is misschien mogelijk dat ik Zaterdagavond al kom, maar ik moet eerst naar Groningen. Kom ik dan niet, dàn Zondagmorgen zoo vroeg mogelijk. Ik zal je dan wel bellen. Ik vind het een vreeselijk onprettig idee als jij een paar keer voor niets aan het station komt. Dus wacht liever even op m’n bellen. Eén ding wil ik echter Zondag hebben en dat is een lange wandeltijd. Verstanden? Jaap kan naar de bliksem loopen. Kindje m’n laatste “verwijt” was geen verwijt, want het was evengoed mijn schuld.
O God ik verheug me al zoo op Zondag. Lieveling hoe kun je bang zijn dat ik jou niet liefheb. Heb ik mij zoo gedragen. Zou ik dan ook zoo naar je verlangen zoo als ik nu doe, en al m’n gedachten concentreren op jou? Ik kan je niets meer bieden dan dat ik nu doe, want ik geef je nu m’n innigste gevoel. ‘k Weet nu tenminste dat het bij jou in goede handen is, want anders?! Meiske ook zal ik zonder jou geen wanhoopsdaden ondernemen, dus daar mag je je ook niet ongerust over maken. Ik geef je de verzekering dat als ik Zondag bij je ben, dat je dan geen hoofdpijn hebt. Die kus ik gewoonweg wèg. Kindje ik kan je beslist niet schrijven hóe lief ik jou wel heb, maar ‘t is héél erg. ‘k Ben erg moe en ga dadelijk naar bed, en het zal me na jouw brief zijn of je me werkelijk goedennacht kust. Ik geef je er een terug die je pijn doet, maar dat is enkel uit liefde voor m’n eigen vrouwtje.
Tot onze werkelijke kus.
Voor altijd jou Bob.
P.S. Ik wil eventjes hatelijk zijn, eigenlijk tegen m’n overtuiging in. Je schreef dat je tegenwoordig nogal gauw huilde, dus het had dan niets te beteekenen met mijn brief hè? I am sorry!
Dordrecht Dinsdag 7 Maart [1933]
Mijn eigen groote lieveling.
Bobbie, ik heb vandaag je raad eens opgevolgd. Vanmorgen was ik zoo ontzettend moe, dat ik zoo maar, zonder dat ik ziek was, de heele dag op bed ben blijven liggen. Ik was van plan om eens heerlijk aan jou te liggen denken, maar daar is niets van gekomen. Ik schijn door en door vermoeid te zijn. Ik heb zoowat de heele dag geslapen, ik die anders ‘s middags nooit slapen kan. Nu blijf ik morgen ook nog thuis, misschien dat ik dan weer fit ben. Liefste, ze begrijpen nu pas dat ik me veel te erg heb ingespannen voor die feestavond, en nu mag ik er niets meer voor doen. De verschillende dames nemen alles op zich. De avond belooft een succes te worden.
Denk niet lieveling dat hij dat voor mij wordt als jij er niet bent, maar dat hindert niet, als de club er maar voordeel van heeft. Je weet hoe ik er voor in de rats heb gezeten. Enfin er komen een stuk of 80, 90 menschen mooi hè. Nu, weg die avond, ik denk er veel te veel aan.
Bobbie, ik heb al erg veel nagedacht over onze gesprekken. Liefste ik hou nog evenveel van je als anders ondanks die teleurstellende ontdekking. Ofschoon ik niet weet of je ‘t wel hoort, dat we er over spreken, geloof ik toch dat ‘t goed is om me bijtijds voor te bereiden op dingen, die voor kunnen komen. Je moet me beslist terugschrijven, jongen, hoe je er over denkt, ik bedoel over mijn reactie op jou gezegde.
‘s Avonds toen ik je goeiennacht zei, vond je me veranderd, maar je zei niet hoe. Ook dat moet je me schrijven. Ik weet dat ik veranderd ben. O lieveling ik verlang zoo naar je. Op ‘t oogenblik teer ik op de heerlijke uurtjes van Zondag en Maandagmorgen.
Lieveling ik voel dat m’n brief lang niet zoo impulsief is als m’n vorige. Maar hij is even echt omdat ik op ‘t oogenblik niet zoo fit ben als anders. Liefste ik kan wel huilen, dat ik je in zoo lang niet zal zien en kussen. God wat zijn er toch een schaduwzijden aan, wanneer je werkelijk van iemand houdt.
Bobbie ik heb een complimentje voor je in ontvangst genomen van een leeraar. Hij plaagde me. Ik vind ‘t beslist prettig als ze me met jou probeeren te plagen.
Liefste misschien is ‘t beter om morgen verder te schrijven, anders ben ik bang dat je niet voldaan zult zijn over me en dan hoor ik nog dat je me niet accepteert, dank je wel.
Goeiennacht lieveling van me een heeleboel innige kussen van je
vermoeide vrouwtje.
tot morgenochtend.
Goeienmorgen Liefste.
Het is nu acht uur en ik ben even opgestaan om deze brief af te maken.
In gedachten heb ik je wakker gekust.
Bobbie ik heb een teleurstelling voor je. Gisteravond wist ik ‘t ook wel, maar toen was ik beslist niet in staat om ‘t je te schrijven, n.l. het is nog lang niet zeker of we over 2 weken naar Amsterdam gaan.
Jongen dan nog iets, over een week of 4 is Moeke jarig. Ze wil in ieder geval hebben dat je dan in Dordt bent. Wil je nu zuinig zijn, en iedere keer als je cigaretten wilt koopen, je kwartje bewaren? Maar ik heb tegen Moeke gezegd dat ik niet wil dat jij zooveel geld zou uitgeven, waarop ze zei dat zij de helft v.d. reis zal betalen. Heerlijk hè. Dat vind je toch goed? Dat hoor ik nog wel van je.
God, Bobbie ik verlang zoo naar je. Ik ben er zoo aan gewend, dat je om me heen was, dat je me zoodra we even alleen waren, tegen je aantrok. Lieveling waarom zijn we niet voorgoed bij elkaar. Ik zal je nu eens antwoord geven op je vraag of ik je ook zou trouwen indien je me zeker iets zou weigeren. Ja lieveling, ik heb je zoo lief dat ik voor jou ongelukkig zou kunnen worden. Want Bob bedenk dat wel. Ik geloof dat juist dat het heiligste verlangen van ieder meisje is.
Ach liefste ik kan niet gelooven dat je zoo egoïstisch bent. Bobbie schrijf me gauw terug. Hè ik zou wel willen om schatrijk te zijn, dan waren we tenminste voorgoed bij elkaar. Bob, m’n brief is niet zoo goed gelukt hè. Schrijf jij maar een goeie.
Dag m’n eigen jongen, een innige omhelzing van je Mimi.
P.S. Bobbie, jouw hart bonst weer zoo!!
A’dam [woensdag 8 maart 1933]
Mijn allerliefst gehoorzaam kindje.
Ik vind het werkelijk heel verstandig van je dat je je een paar dagen absolute rust gunt. Want je was héél erg moe. Die lui hadden wel eens eerder mogen begrijpen dat dat veel te veel was voor zoo’n klein meiske.
Nu jij de heele boel geregeld hebt, gaan “haarlui” met de eer strijken. Enfin. Mimigri doe me dat in Godsnaam niet aan dat je over twee weken niet hier komt. Ik zou het een verrekt ontoffe streek van je Piepa vinden. Breng hem onder het oog dat hij zelf ook jong is geweest, en vraag hem dan op de man af, of hij ook 2 weken zonder je Moeder zou hebben gekund. Ik wil wedden dat je komt. De melkinrichting is reeds gewaarschuwd. Het zou me zoo héél erg tegenvallen als je niet zou komen. Ik vind het geweldig vriendelijk van je Moeder dat ze jou dat voorstel over die halve reiskosten heeft gedaan. Maar kindje je kunt je niet indenken hoe beroerd ik het vind iets dergelijks geschónken te krijgen. Ik voel me dan precies een bedelaar. Als ik m’n cigarettengeld opspaar, dan is het ook niet meer dan hoogstens 2 gulden. En dat is ongeveer het eenige genot dat ik me veroorloof.
Lieveling ik accepteer je te allen tijde.
Mimigri ik kàn niet meer schrijven, je zult wel begrijpen waarom. Schrijf me alsjeblieft gauw weerom dan zal ik déze brief ook verder beantwoorden.
Je jou innig liefhebbende Bob.
P.S. Als ik lippenstift gebruikte zou ik elke dag een schoon kussensloop moeten hebben, want ik verbeeld me dan dat jij het bent die ik kus.
Je Bob
Dordrecht [donderdag] 9 Maart ’33
Mijn allerliefste bezorgde Lieveling.
Ofschoon ik tot over m’n oren in ‘t werk zit, moet ik je nu even schrijven.
Lieveling ik wil eerst ‘t ernstige gedeelte afdoen. Stel je gerust, nog voor ik je brief had gelezen, begreep ik wel je beweegredenen omtrent een en ander. Ik weet wel, liefste, dat ‘t geen egoïsme van je is.
Mijn oordeel over dat andere, kunnen we later beter mondeling afdoen. Ik zal trachten er zoo weinig mogelijk aan te denken. Doe jij dat ook. Dat is ‘t beste. De eerste keer de beste, dat we elkaar spreken, ben ik van plan om zóó openhartig met je te spreken als maar mogelijk is. Waarom ook niet. We houden toch van elkaar en we willen elkaars geluk?
Bobbie heb jij ook vandaag de Lente geroken? Het leek een heel klein beetje op Zondag. Schat, (o nee dat mag ik niet zeggen) ik heb die kiek laten halen. Mooi is hij niet. Maar ‘t is de eerste van ons samen. Als je hem erg leelijk vindt, stuur hem dan maar terug.
Liefste die vergelijking van je, van mij met een speler, was niet slecht, maar hij kwam niet heelemaal uit. Zoo’n speler voelt zich n.l. allesbehalve gelukkig en dat was ik wel ondanks m’n vermoeidheid. Hoe kon ‘t ook anders met jou zoo dicht bij me?
Maar lieveling waarom jij gewetenswroeging hebt over mijn te hard werken is me een raadsel. Daar had jij toch niets tegen kunnen doen.
Lieveling de reden waarom we 19 Maart niet komen is, dat juist op die datum Grootmoeder jarig had geweest. Je begrijpt dat is voor Vader wel erg naar hè. Maar ja, heel zeker is ‘t nog niet.
Dat je ‘t aanbod van Moeke niet zou accepteeren, wist ik vooruit en ofschoon ‘t me aan één kant vreeselijk spijt, ben ik er toch blij om. Begrijp je?
Jongen bij je P.S. kleurde ik. Ik gebruik n.l. ook m’n kussen als surrogaat. Wanneer ik erg verdriet heb, huil ik dat uit bij m’n kussen en verbeeld me dat jij ‘t bent. Alleen het troost me niet.
Verder neemt ‘t al jouw nachtzoenen in ontvangst enz. Vreemd is ‘t, dat ik zooiets niet zou hebben durven schrijven, omdat ik denk dat ik de eenige op de wereld ben, die zoo doet. Ik noem ‘t van mezelf gek. O God, het is al half zes, en ik moet al m’n werk nog. Nog veel inhalen van m’n absolute rust en vanavond repeteeren. Bah!
Bobbie, ik verlang zoo hevig naar je. Dat kan ik je niet beschrijven. Maar dat zou ik je kunnen laten voelen als je nu bij me was. Heel dicht bij me.
O Jongen, ik heb je zóó lief, zielslief.
Denk er aan, dat je de rest van m’n vorige brief beantwoordt, er is voor mij wel iets bij van belang.
Dag Herzenjunge van me.
Een innige omhelzing van je uitgeruste vrouwtje
P.S. Moeke vond dat we ouderwetsch waren omdat we hand in hand loopen (op die foto).
Dag Boy.
Bobbie als je op zeker punt niet voldaan bent, en dat zal wel, want ik heb ‘t belangrijkste niet beantwoord, lees dan dat gedeelte waar ik een streepje bij zal zetten nog eens over.
Je Mimi.
A’dam Vrijdag [10 maart 1933]
Mijn allerliefste.
Mimigri het moet me van het hart, ik vind jou een gemeene zwendelaarster. Het gaat hier over het ernstige gedeelte. Eerst lok je mij uit de hoek, en als je dat dan volkomen is gelukt, dan kun jij het over je hart verkrijgen om mij een paar weken in onzekerheid te laten. ‘t Is niet O Kay vind je wel. Werkelijk Mimi, ik heb me nu tegen jou heelemaal uitgesproken, doe jij het nu ook tegen mij. Je vindt het zelf heel logisch, en ten slotte kun je het toch makkelijker per brief dan mondeling doen. Dat vind ik ten minste. Je kunt dan je woorden wikken en wegen. Lieveling doe me dat pleizier anders heb ik al die weken onzekerheid, terwijl jij weet waaraan je toe bent. Schrijf het desnoods op een apart briefje, dat zal ik dan desgewenscht wel verbranden.
Als je me werkelijk liefhebt dan doe je het. Ik ben overtuigd dat je het doet. Ziezoo dat is dat, nu je vorige brief. Ik heb je brief nog eens overgelezen, maar ik heb geloof ik alles beantwoord. Lieveling die twee uurtjes met jou alleen waren de eerlijkste in m’n leven. Dat durf ik met m’n hand op jouw hart te getuigen. Mimigri ik kan heel moeilijk oordeelen op je reactie over mijn gezegde. Onze temperamenten verschillen in dàt opzicht geloof ik teveel. Maar ik zal probeeren me zooveel mogelijk in dat opzicht bij jou aan te passen. Dat beloof ik je. Ik geloof dat je Maandagmorgen nog niet erg aan dat temperamentsverschil geloofde bij mij. Enfin je hebt m’n belofte, en die is voldoende. God kindje hoe lang zal het nog duren voordat ik je weer zie? Lieveling doe je uiterste best om hier te komen, hóe dan ook, want ik geloof nooit dat ik het zoolang zonder jou uithoud.
S
oms word ik midden in de nacht wakker, en denk dat ik bij jullie slaap, en dat jij mij ‘s morgens komt wekken. ‘s Morgens is het zoo’n ontzettende teleurstelling voor me als in plaats van jij het meisje mij komt roepen.
‘t Is heelemaal niet noodig dat jij schatrijk bent, ik ben het liever, dan waren we al getrouwd. Ik heb voor alle zekerheid een lot van de Sweep Stake gekocht (op afbetaling bij Vader). Misschien helpt dat wel. Bah laat ik er niet aan denken.
In elk geval, het mooiste in m’n leven heb ik me al verworven, n.l. de liefde van jou. Het is me soms of m’n keel dichtgesnoerd wordt als ik aan jou denk. Het lijkt me zoo ontzettend lang voordat we getrouwd zijn. Als we dan tenminste maar bij elkaar waren. Want Mimigri, dàt vind ik het ergste. Het is zoo hópeloos eentonig zonder jou. God je kunt je niet voorstellen hóe je mij in beslag hebt genomen. Ik zal nu je laatste brief beantwoorden. Je schrijft dat je begreep dat het geen egoïsme van me was. Wat dacht jij dan dat het wèl is. Mimigri beantwoordt dit mij ook alsjeblieft. Je hebt gelijk Mimi, de Lente is er. Men zegt dat de Lente de tijd voor de liefde is, in mijn hart is het altijd Lente voor jou. Zeg ik geloof dat dit weer zoo langzamerhand een gezellige brief wordt. Kindje, ik ben op het oogenblik uitgelaten, de heele dag trouwens al. ‘t Zit ‘m in de lucht. Vanmiddag was het zóó sterk, ik kwam bij een klant. ‘k Was nauwelijks binnen of hij zei al: “Meneer, niets noodig.” “‘t Kan me niet verdommen, zei ik, maar ‘t is jofel weer hè.” Ten slotte heeft die toch nog gekocht. Zeg die foto vind ik verre van jofel. Alleen je hoedje komt goed uit. Werkelijk ik kan dat ding niet meer zien. Terug sturen doe ik ‘m niet, want anders laat jij ‘m aan iedereen zien. Een beetje ijdelheid mag ik toch wel hebben hè?
Verder was ik niet schuldbewust omdat je vermoeid was, maar omdat je ongelukkig was om dat ééne. Gesnopen? Mimi ik heb alvast een verlovingsadvertentie voor ons opgesteld. Heden zal de gedeeltelijke inbeslagname van Mej. M. Gobits door den Heer B. Wijnberg voltrokken worden. Géén rouwbeklag. Wèl blommen. Lach niet zwendelaarster, het is een drama. Zeg tegen onze Moeke dat dat ouderwetsche de “Ewige Jugend” heeft. Ik verdenk onze Moeder er sterk van dat ze vroeger óók een beetje antiek was aangelegd. Nu ga ik je een beetje onzin vertellen (Lente). Was gisteren met Martha naar de bios. Tragikomedie in 3 acten. Eerst reden we een halte te ver en toen we uitstapten bleef ze met een hak in de rail zitten, met het gevolg dat die hak er in blééf zitten. En Martha hardnekkig (vastheid van karakter) als ze is móest en zou haar hak weer terug hebben. Ondertusschen stond er al één tram te wachten.
De conducteurs kwamen vloekend er bij staan. Ik ging een beetje achteraf staan of ik er niet bij hoorde. Een meneer zwoer haar eeuwige wraak omdat die z’n trein miste. Tram 2 en 3 waren ondertusschen óók gearriveerd. Mart wurmde nog altijd aan haar schoen. De straat werd door de politie afgezet. Ten einde raad werd de gereedschapwagen ontboden en deze haalde dan ten slotte de hak, zij het dan ook in drie stukken, er uit. Martha was tevreden gesteld. Triomfeerend hinkte ze naar de bioscoop, door mij op een behoorlijke afstand gevolgd. Toen we eindelijk in de bios waren moesten we op het balkon een trapje af. Mart gìng ‘m af maar met haar zitvlak. Een jongmensch werd in haar val meegesleurd, en deze vroeg of ze belazerd was. Mart was zoo verbouwereerd dat ze enkel iets mompelde van “me hak”. Waarop het jongmensch haar vergevingsgezind aanbood om d’r naar boven te sleepen.
Nóg was het drama niet ten einde. Een gemakzuchtige picolo had z’n bakje met Norico’s ergens op een stoel neergezet.
Ausgerechnet moest zij er op gaan zitten. Ze begon in letterlijke zin nattigheid te voelen en gaf een ijselijke gil. Het licht ging op. Beschuldigende blikken troffen mij. Toen de oorzaak was ontdekt zinspeelde een jongmensch er bedeeschelijk op dat hij nù niet ongenegen was haar… te likken. In panische schrik ben ik gevlucht. De volgende dag kreeg ze een rekening van de Gemeente Tram in huis voor het beschadigen van de zitbanken. Uit!
Zooals je wel begrepen zult hebben is hier geen donder van aan. Maar ja het zit ‘m in de lucht. Lees het maar aan je Moeder voor, dan krijgt die het misschien ook nog te pakken.
Lieveling ik wensch jou een heel prettige avond toe en mij een héél lang verslag daarvan. Doe je wel hè? Geef je Moeder van mij ook maar een zoen. ‘k Ben tóch in een gekke bui.
Mimigri ik reken beslist Dinsdagmorgen op een brief van je. Ik mis je Zondag toch al zoo. Dus maak van de avond wat er van te maken valt, maar maak in elk geval pleizier.
Véél veel kussen van jouw Bob
[Gedeelte brief van Mimi van 12 maart 1933 ontbreekt; waarschijnlijk de brief die Bob terugstuurt en die zij zelf deels vernietigt]
schrijven kan ik dat niet.
Bobbie om je tegenover mij vergevingsgezind te maken, zal ik eens opnoemen wat ik allemaal te doen heb.
Ten eerste werk ik voor m’n eindexamen.
Ten tweede op Maandagavond leiderscursus in Rotterdam. Ik spreek iedere week David M. Vorige week Zaterdag kwam Ies M. me plotseling opzoeken. (Deze cursus is voor de Joodse Jeugd Ver).
Ten derde 1 avond in de week les bij den Heer Katan om op de club de kinderen bezig te kunnen houden.
Ten 4e in Maart hebben we een groote avond van de Jeugd, daarvoor moet ik natuurlijk ook veel doen.
Je ziet, m’n hoofd duizelt, en dan moet je nog niet prettig zijn, zooals ik de laatste weken. Ach. Ik wou maar dat m’n H.B.S. tijd voorbij was.
Nu Bobbie wees niet wraakzuchtig en laat mij niet zoo lang wachten als ik jou
Je schuldbewuste
Mimi
A’dam [dinsdag] 14-3-33
Mijn allerliefste Mimikindje.
Je zult je wel verwonderen dat je nu pas een brief krijgt. Mimigri ik had niet eerder de moed. Want je denkt nu heel anders over me dan eerst. Je schrijft het wel niet, maar het is zoo’n beetje tusschen de regels door te lezen.
Je ontneemt mij het woord ter zelfverdediging die wèl bestaat, maar die ik na jouw uitdrukkelijk geuiten wensch wel mondeling zal voeren. Ik sluit hierbij je laatste brief in, in de hoop dat je eenigermate het gevoel van “slechtheid” zal verlaten, indien je hem met eigen handen vernietigt. Mimigri voor mij blijf je altijd het reinste meisje dat er bestaat. Wat er ook gebeure lieveling ik zal altijd evenveel van je blijven houden als ik nu doe. Daar je mij die vraag stelde, leek het mij toe, dat je op dat moment een beetje twijfelde aan je eigen gevoelens. Mimigri kindje kom in Godsnaam a.s. Zondag hier. Zóó is het verder geen doen. Lieveling ik verlang zóó erg naar je. Beproef al het mogelijke om je Vader te bewegen hierheen te komen. M’n Lentestemming ben ik kwijt, dus ik kan je ook niets opwekkends meer schrijven. Behalve dit, als je dit ten minste als iets opwekkends beschouwt, dat ik jou héél heel erg lief heb, en dat ik zooveel mogelijk alles wil doen om jou gelukkig te maken. Lieveling schrijf me een lange opgewekte brief terug, want ik heb daar zóó’n behoefte aan.
Schrijf me Mimigri dat je me nog liefhebt, en dan is alles weer in orde.
Bericht me dan ook even hoe laat je Zondagmorgen hier bent. Ik weet zeker dat je komt. Je moet!
Dit is m’n eerste dwangbevel, en hij is verdomd ernstig gemeend. Sluit hierbij het symbool van m’n trouw aan jou in, plus diamantzaagje voor Japie. Lieveling laat me niet zoolang wachten als ik jou. Ik durf je geen kussen aan te bieden uit vrees dat je ze misschien ongaarne zou innen.
Voor altijd jouw Bob.
Mimigri kom alsjeblieft
Kóm
[in alle marges: Kóm]
Dordrecht. Dinsdagavond [14 maart 1933]
half elf
Mijn eigen Lieveling.
Ik begrijp niet, dat ik nog geen brief heb van je. Zondag is de mijne gepost, die ontving jij dus Maandagmorgen al. Nu is’ t al Dinsdagavond en nog geen brief. De heele dag heb ik er op gewacht en mijn brief was toch zoo belangrijk Jongen.
Ik schrijf je nu omdat ik nog bijtijds op deze antwoord moet hebben.
Allereerst Lieveling is mijn avond denderend geweest. Dat kan ik je beter vertellen. ‘s Avonds gewoonweg gehuild van geluk. Ik had er ook zoo voor geploeterd. Bobbie ik kan gewoonweg niet meer over al deze dingen schrijven, omdat ik je iets héél belangrijks moet schrijven en morgenochtend moet ik vroeg op, daarom doe ik ‘t nu nog.
Liefste, héél héél waarschijnlijk komen we Zondag naar Amsterdam. Er zou wel iets heel vreemds moeten gebeuren als we niet kwamen.
De laatste week is de verkoop in de zaak zóó goed dat Moeke en Vader uit zichzelf vertelden, dat ze jou in de zaak willen hebben. Ik had er absoluut niet meer over gesproken. Vooral Vader zat er nu achter. Ze vinden ‘t nogal noodzakelijk. Ik heb Vader jouw grieven verteld, n.l. dat jij bang bent niet genoeg te kunnen presteeren. Maar ik kreeg ten antwoord, dat Vader jou wel anders zou leeren. Dus daarover geen zorg. Bobbie mij dunkt dat ‘t het beste is dat jij dit aan je ouders voorleest. Tenminste als je er in toestemt. Thuis zijn ze er zeker van dat je ouders ‘t goed vinden. Want Moeke zegt dat nu hun heele zorg voor jouw toekomst weggenomen is. Lieveling voor onze toekomst kan ik beter schrijven. Je kunt je niet voorstellen hoe heerlijk ik ‘t vind. Alles komt in orde en je mag direct mee naar Dordt. Ik wou dat dat ging! Misschien wel? Enfin dat moet je me nog even schrijven.
Je begrijpt Bobbie, dat mijn ouders jouw ouders Zondag even willen spreken. Dat zal wel gaan hè. Liefste die twee weken (O God het is nog maar ruim één week) duren zóó gruwelijk lang. Als je voorgoed in Dordt in betrekking komt (als chef h’m h’m) zal ‘t te mooi schijnen.
Liefste ik geloof niet dat je dit mag weigeren. Zeker niet, als je ‘t werkelijk ernstig met me meent, geloof je ook niet.
Het zal je vreemd lijken dat m’n ouders nu al met de jouwe willen spreken. Maar je weet dat ‘t maanden kan duren voor we wéér in Amsterdam komen nu Grootmoeder er niet meer is. En dan, Vader voelt dat de zaak een jonge kracht noodig heeft.
Hij schijnt ‘t prettig te vinden, jou in de zaak te krijgen.
De regeling verder Bobbie heb ik je eens verteld. Weet je bij wie je slaapt? Bij Mevr. Fonteijn. Ze zei: “Gezellig, dan komt Mimi tenminste ook eens wat meer en kunnen ze weer eens dansen.”
Bij ons eet je natuurlijk en ben je verder in huis. Dus lieveling denk er over na en laat me in ‘s hemelsnaam niet zoo lang wachten, enfin je zult wel begrijpen dat ik in spanning leef. Je maakt me ongelukkig als je weigert maar dat doe je niet hè liefste.
Een héél héél innige nachtkus van je toekomstige vrouw.
Als je bij ‘t lezen van deze brief Bobbie aan me denkt en je verbeeldt dat we elkaar diep in de oogen kijken, kun je geen nee zeggen.
Dag lieveling van me.
Tot Zondag.
Als je nee mocht zeggen (wat ik me niet kàn indenken) komen we niet. Denk eraan.
Goedenmorgen schat.
Ik heb al van zes uur af geleerd, nu is ‘t kwart voor zeven. Ik heb even m’n brief overgelezen. ‘t Lijkt wel of ik gisteravond bang was, dat je misschien niet zal komen. Nu heb ik dat gevoel niet meer.
Bobbie, ik heb een leuke nieuwe jas en getracht ‘n hoedje (mutsmodel) naar jou smaak te vinden. Ik hoop maar dat straks jouw brief komt.
Maar jongen wil je deze eerst beantwoorden, dan zal ik er twee tegelijk beantwoorden. Ja hè.
Nu liefste ik moet nog wat werken.
Daag hoor. Een innige omhelzing van je hevig naar je verlangende Mimi.
P.S. Heb je intusschen wat verdiend zakenman?
A’dam [woensdag] 15-3-’33
Mijn allerliefst Meiske.
Ik zal eerst maar even met de hoofdzaak beginnen. Eén woord. Tjók! Maar je brengt me in een verdraaid lastig parket jongedame. Tot nu toe heb ik er met Vader en Moeder slechts terloops over gesproken, en om ze nu ineens met iets definitiefs op het lijf te komen vallen is een beetje onzeker. Lieveling vergeet niet dat ze óns nog niet als iets definitiefs beschouwen. Enfin ik zal het vóór Zondag wel voor elkaar zien te boksen. Maar er zullen heel wat bezwaren te overwinnen zijn. Eén ervan voel ik ook, ook zónder dat zij het hebben gezegd, n.l. dat het net zou lijken of ik jou daarom zou trouwen.
Voor mezelf ben ik natuurlijk overtuigd dat het daarvoor nìet is. Maar ‘t is toch een beroerd idee vind je niet? Als het aan mij lag, dan bèn ik er al. O Mimigri ‘t zou mieters zijn. Verdómd mieters. Maar heb je wel gedacht aan ónze kwestie? Die is nog niet tot beider tevredenheid opgelost.
Voordat het zoover nog niet is, neem ik nog géén vast besluit. Ik wil je dan ook Zondag liever eerst even spreken vóórdat de groote slag geleverd wordt. Goed? Schrijf me dan even Hoe Waar en hoe laat. Dat ik Zondag al mee terug zou kunnen gaan is geen sprake van. Ik kan er maar niet zóó tusschen uit loopen. ‘n Week of twee drie misschien. En als ik dan een poosje bij jullie ben, dan trek jij er een jaar of 4 tusschen uit. Dat was de bedoeling tenminste toch hè? Je kunt je dat gerust uit je hoofd zetten, als ik er ben, dan ga jij niet weg! Begrepen?! (Tweede dwangbevel net zoo gemeend als het eerste.) Mimikindje ik vind het heerlijk voor je dat je avond geslaagd is. ‘t Kón ook haast niet anders. Mimi de Lente is er weer. ‘k Heb geen tijd meer, want ik moet naar beneden, anders is Vader uit z’n hum. En dat moet nù vooral vermeden worden.
Mimi ik krààk je van geluk en zoen het daarna af.
Jouw Bob
Ben je wel héél diep overtuigd lieveling?
tot Zondag
Mieters
Wacht niet te lang met schrijven.
Dordrecht Vrijdag 17-3-’33
Liefste lieveling van me.
Natuurlijk heb je gelijk en ik kon dan ook alleen maar zulke stommiteiten uit blijdschap schrijven. Het beste lijkt me dat ik Zondag alleen eens kennis kom maken. Of is dat ook te officieel. Ik zou je Moeder zoo graag eens leeren kennen.
Vader kan wel met jou spreken erover en jij maakt ‘t dan verder met je ouders uit. Is dat beter?
Denk je dat je dat zoo voor elkaar kunt krijgen?
Bobbie ‘t is hier weer een saaie boel. ‘k Verlang nu alleen maar naar Zondag en verder teer ik op ‘t vooruitzicht dat jij bij ons komt. Verder heb ik werkelijk nergens zin in. Zelfs onze groote H.B.S. fuif laat ik loopen a.s. Zaterdag. Allemenschen dat is morgenavond al. Zondagavond ben ik verplicht om uit te gaan. Haäwodah Rotterdam geeft een avond, en daar moet ik natuurlijk aanwezig zijn.
Bobbie, we zijn pas tegen half twaalf in Amsterdam. Is ‘t nu niet beter dat je mij direct na ‘t eten komt halen (uit de Sarphatistraat).
We zitten gebakjes te snoepen en Moeke zegt: “Leuk hè als Bob hier voortaan op Vrijdagavond is.”
O Lieveling ‘t lijkt me dol.
Bah ik heb heelemaal geen bui om te schrijven, dat komt omdat ik niet alleen ben en dan word ik zoo afgeleid.
Bob een teleurstelling, als de lente zóó verstoppertje speelt, kom ik Zondag met m’n bruin hoedje. Je mag er niet kwaad om worden, want je kunt niet van me vergen dat ik ‘n muts opzet of dat ik met m’n zomerhoedje kom als ‘t stortregent. Ik vind ‘t in één woord gemeen, dat er geen lente is, terwijl ik er zoo dol op ben.
Bobbie ‘t lijkt me zoo laat als je pas na ‘t eten komt en wij moeten weer bijtijds weg. Vind je ook niet. Ja, kom maar liever om half een me halen. Ik hoor zoo juist dat we dan in de auto eten. Zorg jij ervoor dat je dan ook gegeten hebt. Wat de rest betreft, kunnen we dan wel verder zien.
Goeienmorgen Jongen.
Was gisteravond zóó uit m’n stemming dat ik plotseling ophield.
Het is nu bijna half acht.
Bobbie ik vind ‘t zoo zalig dat ‘t morgen al Zondag is.
Liefste ik wou je even zeggen, dat je mij morgen niet moet vragen waarheen ik wil wandelen, maar dat je dat zelf maar moet uitmaken. Ik heb toch absoluut geen verstand van Amsterdam. Als ‘t erg giet, kunnen we desnoods naar een museum gaan, waar ‘t erg stil is. Dan kunnen we daar ook spreken. Nu liefste ik krijg ‘t zóó koud.
Een heele innige kus van je eigen Mimikind.
Ik ben erg benieuwd hoever jij al met je ouders hebt gesproken.
A’dam Zondag [19 maart 1933]
Mijn allerliefst klein Mimikindje
God kindje ik vind het zóó mieters dat ik bij jullie kom; dat kan ik je niet half vertellen. Vanmiddag twijfelde ik er nog aan. Mimi het is gewoonweg denderend. Je hebt bij ons thuis een bijzonder aardige indruk achtergelaten. Zelfs Vader zei het tegen ons. En dat wil heel wat zeggen. Fré zei dat ze wel met jou zou kunnen opschieten. De heele bende was begeisterd. Ik loop hard kans om Zondag met Vader en Moeder mee te komen. ‘k Heb Moeder moeten beloven om m’n uiterste best te doen om je ouders in hun verwachtingen niet teleur te stellen. Ook zonder die belofte zou ik dat natuurlijk wel gedaan heben. Ze vond het voorts bepaald noodzakelijk dat je in je vacantie bij haar een tijdje kwam logeeren. Werkelijk ik kan haast niet gelooven dat alles al zoover voor elkaar is. Het is Tjók. Ik zal van de week erg goed moeten verkoopen, want er zit hier nog een heel zoodje goed, en Vader heeft gezegd, dat ik niet eerder wegmocht of het goed moest verkocht zijn. ‘k Denk dat ik m’n revolver bij me steek. Misschien dat dat helpt. Mimigri en we hebben niet eens behoorlijk afscheid genomen. Deze week zal toch al zoo verrekt lang duren. Enfin ik zal m’n schade wel inhalen als ik eenmaal in Dordt ben.
M’n kamer was beslist het bezichtigen waard. Zeg ik [heb] nog even een flinke uitbrander gehad, dat ik niet eerder weer thuis was. Mimigri ik schei er [mee] uit en ga van je droomen, en ik geloof vast, dat ditmaal m’n droomen geen bedrog zullen zijn. In gedachten haal ik m’n schade van vanmiddag in en geef je nog een héél héél groote op de koop toe. Dat heb je werkelijk verdiend. Trouwens je Moeder ook, maar ik ben niet in een gekke bui (wèl een gelukkige) en zal het daarom maar aan jou overlaten.
Je gelukkige Bob
P.S. Wat is m’n toekomstig slaapadres?
Dordt [woensdag] 22 Maart ’33
Mijn eigen Lieveling.
Ik smeek om vergiffenis dat ik zoo laat schrijf of liever dat je deze brief in plaats van morgenochtend morgenavond pas krijgt. Ik was met Moeke een paar boodschappen [doen], daardoor werd ‘t zoo laat. Jongen, je kunt je niet voorstellen, hoe heerlijk ik ‘t vind dat je bij me komt. Ik ben alleen ‘n beetje bang dat jij ‘t met jezelf nog niet eens bent. Je schreef dat je nog getwijfeld had. Denk er om Bob, wanneer ‘t niet heelemaal je idee is, kom dan liever niet. Je kunt nog terug. Ik wil niet dat je om mij iets tegen je zin doet.
Ofschoon ik ‘t vreeselijk zou vinden als je niet zou komen. Ik vlas me er ontzettend op. Bobbie wat een zalig gevoel zal dat zijn als je na die eerste keer niet weg hoeft en iedere dag weer blijft. Ik kan ‘t me nog niet goed indenken. Onze nieuwe chef. Liefste kun je me nog even schrijven, hoe laat je (onze) ouders komen? Bobbie als je van de week flink verkocht hebt, blijf je dan meteen? Het is beslist noodig want 1e werkt Moeke nu veel te hard in de zaak en 2e spaart ‘t reiskosten. Zie je ouders daarvan te overtuigen.
Bobbie alles loopt ons mee. Je komt tegelijkertijd met de Lente. Jammer alleen dat ik nog 2 maanden hard moet werken. Morgen over 2 mnd. begint m’n eindexamen.
Bob jouw ouders lijken me bijzonder aardig. Ik voelde me direct thuis. ‘k Had heelemaal niet ‘t gevoel dat ik op officiële visite was en nog wel op zicht. Toen je Moeder de gang in kwam, durfde ik bijna niet Mevrouw te zeggen, omdat ik dacht dat ‘t Martha was. Ze leek zoo jong, zeg haar dat maar niet. Toevallig zei Moeke ‘t ook. Je Vader vind ik een snoes. Hij heeft me gezellig geplaagd en van Fré heb je me niets teveel gezegd. Het is een bijzonder charmant type en ze is bepaald knap (Dat wist jij niet goed, had je gezegd).
Haar verloofde leek me wèl aardig toe. Jammer dat ik nu Martha nog niet heb gezien. Nu enfin dat later maar weer eens.
Liefste ik ben blij dat ik geen slechte indruk gemaakt heb, want dat had fataal kunnen zijn.
Je toekomstige slaapplaats weet ik nog niet. Maar Moeke zal er voor zorgen dat ‘t voor jou vreemden zijn. Goed? Lieveling ik geloof niet dat er nog veel te vertellen is.
Vreemd dat ik ‘t Zondag heelemaal niet zoo erg vond, dat we niet meer aan elkaar hebben gehad. Dat komt natuurlijk door ‘t succes van Moeke wat betreft ‘t wegredeneeren van jouw Moeders argumenten.
Zondag zijn we uitgeweest. ‘t Was een heel goeie fuif. ‘s Nachts om drie uur ging ik naar bed. Onze Gré heeft ‘s nachts tot half vijf doorgefuifd. Hoe vind je zoo’n uitgaanster?
Ik vertel je er Zondag wel meer van.
Nu Lieveling, meer weet ik niet.
Een innige omhelzing van jouw Mimi.
Wreek je niet op me door laat terug te schrijven. Enfin je bent niet zoo wraakzuchtig hè.
Dag schat van me.
P.S. Doe alsjeblieft iedereen de groeten. Vergeet ‘t niet!!!
A’dam [donderdag] 23-3-33
Mimigri je [hebt] me verkeerd begrepen wat die twijfel aangaat. Ik bedoelde n.l. dat het nog niet zeker was of Vader en Moeder het goed zouden vinden. Ik kom a.s. Zondag niet mee, maar kom Dinsdag. Vader en Moeder komen Zondagmiddag, ik geloof om 12.40, want Moeder wil vroeg terug. En het is zonde om daar een gulden of 6 voor uit te geven, als ik toch een paar dagen later al kom. Vind je ook niet. Zeg jongedame ik hoorde iets van Moeder wat niet volgens afspraak was n.l. dat jouw Moeder al m’n brieven las. Je had me fatsoenshalve wel kunnen waarschuwen. O kindje ik vind het zóó mieters dat ik in Dordt kom, dat ik je zelfs je laat schrijven vergeef. Ik wilde juist aan je schrijven, of je me vergeten was. Dat jij m’n brief zoo laat krijgt is géén wraak, maar gebrek aan postzegel.
Mimigri ik geloof dat je de trouwdatum zult moeten vervroegen, want 25 jaar lijkt me wel een beetje lang. Nog 6 jaar. Enfin in elk geval ben ik dan al die tijd bij jou. Het is werkelijk meer dan ik ooit dacht. Het gaat me precies als jou, ik kan het me n.l. ook haast niet voorstellen. ‘s Morgens word ik wakker, en het eerste wat ‘k dan doe is precies uitrekenen hoe lang het nog duurt voordat ik voorgoed bij m’n eigen meiske ben.
Maar ‘k ben vreeselijk ongeduldig. Jij niet?
Moeder moest en zou vanavond jouw brief lezen, en begon haast te huilen toen ‘k ‘m niet wilde geven. Tenslotte heeft ze natuurlijk haar zin gekregen. Je hebt er zeker op gerekend, want je had er zooveel vleiends in gezet.
Lieveling nog maar 4 dagen en ik ben bij je. Nóg heeft m’n kussen te lijden, maar nà die tijd, zul jij het moeten ontgelden. Dus hou je gereed. Als het kan had ik graag dat je mij nog even vóór die tijd schreef en als het mogelijk is ook m’n slaapadres, dan kan ik daar alvast het een en ander heen sturen. Dat doe je wel hè?
Een innige omhelzing van je Bob.
P.S. Maak alvast de haren van Gré door de war voor me, dat went een beetje.
Dag kindje tot Dinsdag
De gróeten
Dordt. 24 Maart ’33
Vrijdagavond
Liefste Jongen.
Vanavond toen je brief kwam waren ze benieuwd wat er boven zou staan. (Ik ook.) Er stond niets boven.
Lieveling, ik vind ‘t zoo moppig als jij in je brieven kwaad wilt worden (zooals nu omdat je denkt dat Moeke al jouw brieven heeft gelezen) en dan plotseling weer goed bent en je nieuwe zin begint met: Kindje.
Stel je gerust Bobbie. Moeke heeft nadat ik je had geschreven dat ze geen brieven meer zou lezen, werkelijk geen brief meer van je in handen gehad. Ik las wel eens stukjes voor, maar dan kan ik weglaten wat ik wil. Weer goed?
Zeg Liefste, wat die trouwdatum betreft.
1e Heb ik geen trouwdatum op 25 jaar vastgesteld, maar een verloovingsdatum (ofschoon ik er van teruggekomen ben).
2e Ligt ‘t heelemaal aan jou, n.l. wat je werk bij ons betreft. Dus dat zal wel in orde komen. Geloof je ook niet.
Bobbie, weet je wat ik zoo heerlijk vind, dat nu ongeveer iedereen ons als verloofd beschouwt. Zalig hè?
Bob wil je aan je ouders zeggen dat Moeke met de lunch op ze rekent.
Je slaapadres boy, weet ik nog niet. Maar als je iets te sturen hebt, doe ‘t dan maar aan ons adres. Goed? Dan zal ik er wel voor zorgen, dat Nol er afblijft.
Je schrijft dat ìk nu in plaats van je kùssen te lijden zal krijgen. Liefste als je wilt dat ik geen pukkelgezicht krijg, dan zou ik maar oppassen. Ik kan er beslist niet tegen zóó geliefkoosd te worden. Dat wil nìet zeggen dat ik er niet van hóu.
Liefste waarom kom je Zondag niet meteen? Waarom blijf je die paar verloren dagen nog in A’dam. Is dat bepaald noodig? Als je de kans hebt, kom dan maar mee.
Nu liefste time is up en ik moet een heele Duitsche repetitie van die woordjes leeren en juist die bldz. die jij me hebt geleerd, zijn er bij, gezellige herinnering. Ik denk veel te veel aan je.
Dag Lieveling van me.
Een heel innige kus van je Mimi.
Ik ben in een geluksstemming, ‘t liefst zou ik nu naar bed gaan, of eigenlijk m’n hoofd aan je schouder leggen en me laten kussen door je. Lijdelijk hè? Ik kan er niets aan doen. Deze brief laat je hopelijk toch niet lezen?
Schrijf je nog terug hoe laat jij komt? Ik verlang zoo erg naar je!
Daag Snoes een heeleboel kussen van je Meiske.
De groeten aan allen!!!
A’dam Maandag [27 maart 1933]
Mijn allerliefste Mimikindje
” ” ” ”
Ik haal het opschrift maar aan, dan is dat gelijk voor de vorige keer. Dat ik er toen niets boven heb geschreven kwam doordat ‘k in de kamer schreef, en ook zìj waren nieuwsgierig wat er boven kwam te staan. ‘k Heb er toen niets boven gezet, en het natuurlijk later vergeten. Hoe laat ik morgen kom, weet ik niet, want hoogstwaarschijnlijk kan ik met ‘n kennis z’n auto mee. Je ziet me dan wel verschijnen.
Gistermiddag was ik fietsen en zeilen, en gisteravond heb ik naar het verslag van Vader en Moeder geluisterd. Vandaar dat ik je nu pas schrijf. Lieveling nog maar één nacht en dan ben ik bij je. Ik kan het me werkelijk nog niet goed indenken. ‘k Heb gunstige informatie ontvangen over je nieuwe jas. Je was niet gelukkig geweest als het niet zoo was.
Ook het mutsje pardon hoedje, o nee De hoed was O.K. Mimigri er is geloof ik niets meer te schrijven. ‘k Geloof dat ik nu pas begin te beseffen hoe fijn of het is dat ik bij je kom nu het definitief is.
Tot morgen lieveling
Met héél veel kussen (ondanks je pukkels) van jouw Bob
De groeten van en aan allen.
Dordrecht 31 Mrt ’33
WelEdele Heer
Reflecteerende op Uw advertentie zijn wij zoo vrij U aan te bieden een gezellige Slaapkamer, voorzien van stroomend water tegen den prijs van f15 per maand of f3,25 per week.
Uitstekende referentiën staan ons ten dienste.
Hoogachtend
Uw dienstw.
A. van Kregten-vdKruk.
Albert Cuypsingel 222.
Doedels van Bob
A’dam Maandag [31 juli 1933] [expresbrief]
Mijn allerliefste Miempsie.
Je zult je wel verbazen over m’n haast om je te schrijven. Tot nu toe heb ik je ontzettend gemist. Lieveling ik hoop zoo dat je Vrijdag komt. Het zal m’n heele vacantie goed maken. Moeder wil het ook erg graag hebben. En lieveling als je mij nog wilt gelooven wil ik ook èrg heel héél erg graag dat je komt. Dóe het.
Ik heb vanmiddag op de markt een aardige pul voor je gekocht. Vanmorgen tot 12 uur uitgeslapen. Doodlam. Tot nu toe rot weer. Was Zondag met je ouders bij Martha. Ik vond het werkelijk snoezig. Je ouders geloof ik niet. De nichtjes komen Donderdag. Maar ze logeeren waarschijnlijk bij Eva of Mart, want Moeder en ik gaan waarschijnlijk een paar dagen naar Zandvoort. Tenminste als ik dan nog geld heb. Ondergoed en Overhemd heb ik gistermiddag gekocht. Het hakt er direct in. Maar als jij Vrijdag (héél vroeg) komt dan zal er nog wel wat over zijn. We kunnen met Mau met de auto terug. Dus halve kosten. Miempsi kóm. Morgenvroeg schrijf ik je verder. Slaap lekker lieveling + een heele dikke nachtzoen van jouw Bob
Amsterdam 1 Aug. [1933]
Lieve Mimi
‘k Wil even een paar woorden bij Bram z’n brief insluiten. ‘k Ben blij dat hij een paar dagen ‘t huis is. Keek er verrast van op, dat hij zonder jou kwam of dacht natuurlijk eerst maar voor één dag. Je Moeder kwam Bram en je Vader vooruit, maar dat zal Moeder wel verteld hebben.
Je Moeder zeidt Bram komt met een week vacantie. Zonder Mimi? was mijn verbaasde wedervraag.
Later hoorde ik van Bram dat het op doktersvoorschrift was, die dacht dat hij een beetje zenuwoverspannen was. Je weet lieve schat hoe gauw ik mij met zulke dingen ongerust maak. ‘k Kom mij zelf voor, overdreven. Bram vertelde mij: dokter zeidt 14 dagen rust, en dan had ik gedacht, zegt hij, dat Mimi de volgende week hier kwam.
Doch later zeidt hij dan, dat hij maar een week hier blijft en wou hij jou schrijven over sjabbos hier te komen. Nu lieve kind dit moet je vast doen hoor! Je Moeder zeide je mocht het zelf weten, we verwachten je dan Vrijdag. Donderdag komen de nichtjes, dit heb ik Bram ook in z’n laatste brief geschreven. Fré is Zondag jarig. Daar mag jij dus niet bij mankeeren.
‘k Vind Bram er niet zoo heel best eruitzien. ‘k Geloof ook niet dat hij zich zoo heel best amuseert in z’n eentje. Maandagmorgen is hij om 12 uur beneden gekomen, en Zondagavond vroeg op bed gegaan. ‘k Laat hem natuurlijk ‘s morgens maar slapen, net als ik jou de laatste keer toen je hier was ook heb aangeraden.
We vinden het leuk dat Vader en Moeder hier waren. Jammer dat het maar zoo kort was. Hoe is het nu met je Oom? Geef nou al de groeten thuis, en veel liefs en een kus van je
E. Wijnberg Cohen.
We verwachten je Vrijdag hoor!
Dordrecht [maandag] 31-7-’33
[Mimi aan Bob]
Wat je me nu gedaan hebt, loopt toch de spuigaten uit. Je vertelde dat er bij je Moeder 2 nichtjes logeerden, en daar is niets van aan en als ze komen dan had jij dat niet kunnen weten. Dat heeft jouw Moeder aan mijn Moeder gezegd. Dus je wou me niet meehebben. Jij meent van al je mooie en lieve gezegden niet één. Je beduvelt me op de hoogste manier. Eerst zweer je dat het je volle overtuiging is dat ik meega en van wie is oorspronkelijk het plan uitgegaan, samen naar Amsterdam te gaan? Van jou. Je wist hoe graag ik meeging. Je wilde het eenvoudig niet hebben en verzon een smoesje, zooals je zoo vaak doet. Het is wel opvallend hoe weinig je voor me overhebt. Als je ‘s avonds bovenkomt ben je te moe om je te kleeden en even met me weg te gaan. Toen ik er niet was, ging je wel weg. Ik vroeg je, je zwart pak mee te nemen, je hebt het me eenvoudig geweigerd enz.
Tot nu toe heb ik altijd gehoopt dat je zou veranderen. Je beloofde het. Ik heb altijd als iemand iets van je zei, en dat gebeurde vaak, getracht je te verdedigen. Maar nu, na dìt, zie ik maar al te goed in dat zij altijd gelijk gehad hebben, dat ik wel van jou, maar jij niet van mij hield.
Als wij er over spreken dat we later naar Palestina gaan, dan zeg jij heel hatelijk, je stuurt me wel een kaartje. Als jij werkelijk van me houdt, dan zou je wel meegaan. Je weet dat ik voor jou hier zou blijven als dat noodig was.
Jij hebt nu vacantie en je zult je plezier wel vinden, ik heb vandaag al weer een paar uur gehuild door jou. Zooals je bij ons bent, zoo kan het niet langer. Je beloofde me je te veranderen en nu doe je dit. Wat heb ik aan m’n leven.
Jij hebt op alles wat te vertellen, neem b.v. je kamer. Maar je was te lui om je kast in te ruimen.
Ik zal je nu maar eerlijk zeggen, dat ik niet geloof dat jij van me houdt. Eigenlijk weet ik niet of je wel ooit van me gehouden hebt.
O, ik geloof dat ik nog veel meer weet. Iedere keer opnieuw herinner ik me weer iets.
Jij wist dat ik graag had, dat je weinig of niet rookte. Dan had je mij een plezier moeten doen en ‘t moeten laten. Gisteren beloofde je me het nog extra, en je hebt het toch weer gedaan in de auto.
De week dat ik niet thuis was, heeft Gretha de heele week beneden gegeten. Jij beweerde dat ‘t twee keer was. Dat jokte je.
Tegenover je Moeder deed je voorkomen of ik de laatste week zou komen. Ingemeen van je. Je weet dat je maar 8 dagen vacantie had.
Enfin zoo kan ik doorgaan. Maar ik vertel je, ik houd het zoo niet uit. Je moet zelf maar weten wat je doet.
Als je het beter vindt het af te maken, ik zal me er niet tegen verzetten. Je weet mijn gevoelens voor jou, misschien dat je daar nog rekening mee houdt.
Natuurlijk kom ik Vrijdag niet. Waar jij me liever niet hebt, begeer ik niet te komen.
Mimi.
P.S. Doe allen de groeten van me.
Als je durft laat deze brief dan eens aan je moeder lezen.
Herinner je de avond dat ik naar Rotterdam was. Je was te “moe” om op me te wachten. Ben jij een jongen?
Ik geloof dat alles wat ik nu opnoem het weinige goede van je wel geheel in de schaduw stelt.
Nu zul jij wel al het slechte van mij gaan opnoemen. Maar weet wel dat je jezelf daar niet mee vrijpleit en dat ik dat een bepaald minderwaardige [manier] van zelfverdediging vind. Je bent toch geen klein kindje meer.
A’dam Dinsdagmorgen [1 augustus 1933]
Lieveling.
God allemachtig is dàt een brief. Je hebt het wel gemeend met je wensch: “een prèttige vacantie”. Ik zal je brief van het begin af beantwoorden. De brief waar het in staat over de twee nichtjes zit in m’n jasje of in de achterzak van m’n broek. Hoe kùn je beweren dat ik van al wat ik aan jou gezegd heb niets meen. O Mimi wat doe je me dààr een pijn mee. Dat zinnetje speelt me aldoor door m’n hoofd. O Mimi Mimi hoe heb je dàt kunnen neerschrijven. Ben je dan zóó weinig overtuigd van mij? Toevallig heb ik gisteravond een brief aan je geschreven. Ik sluit hem hierbij in. Wat denk je eigenlijk van mij. Het wàs m’n overtuiging. Ook was het plan van mij om samen te gaan. Ik rekende op twee weken vacantie. Wat ik overheb voor je. In Dordt ga ik ontzettend veel uit. Ga vaak zeilen. Bridge veel. Vrienden. Amsterdam tegenovergestelde.
Nu ga ik waarschijnlijk minderwaardig worden in jouw oogen. Maandag toen jij wegging geen tijd om m’n bed op te maken. Wèl om piano te kunnen spelen. Nooit vragen is er wat verkocht.
Toen jij weg was ben ik één keer weg geweest zónder me te verkleeden. Ik draag hìer de heele dag m’n golfbroek. Indien jij zoo ontzettend veel meer van me houdt dan jij van mij [moet zijn: dan ik van jou] hoe komt het dan dat je het niet billijkt dat ik als ik doodlam ben één keer in de week uitslaap. Fré en Moeder vonden het ook idioot. Ik zal in m’n vacantie precies zoo m’n plezier vinden zooals jij dat ook gedaan hebt. Me één week thuis voelen.
Ik wil me veranderen. Mimi geloof me. Met volle overtuiging wil ik dat. ‘k Ben met de gedachte weggegaan en ik zal er mee terugkomen. Met het rooken heb ik me inderdaad beperkt. Gewoon de helft. Volgens jouw eigen zeggen overdrijft Dokter toch de helft. Ergo.
Je bent 3 dagen weg geweest, 2 ervan heeft Gré beneden gegeten en één ervan Nol. Trouwens daar heb ik je thuis ook al gelijk in gegeven. Ik wacht met deze brief aan Moeder te laten lezen tot je mij hebt teruggeschreven. Als je dan nog overtuigd bent dan zal ik het doen. Ik vraag me af waar ik zoo ontzettend moe van ben + zenuwoverspanning. Eén ding: schrijf mij per omgaande terug en kom in Gods naam Vrijdag. Tot zoolang geen “prettige” vacantie.
Ik hou van je
Dordrecht 2-8-’33
Bob.
Bah wat valt je brief me tegen ofschoon ik voorspeld had, dat je zoo zou antwoorden. Alleen dat wat je denkt over te hebben voor me, haal je op, maar de dingen die ik je verwijt roer je niet aan.
Je wilt veranderen? Dat jok je. Anders had je wel anders geschreven en niet terwijl ik op ben van verdriet zoo’n snertbrief. Iedere keer als jij beloofde te veranderen, doe je iets wat je nog verder van verandering afbrengt als je al was.
Eerst ging je alleen naar Amsterdam, dan schrijf je zóó’n brief. Wat gemeen, ingemeen van je, om je Moeder zoo voor te liegen. Jij wist dat je een week kreeg toen jij wegging en de avond daarvoor in Rotterdam, toen jij zwoer dat ‘t je volle overtuiging was ook. Je wou me niet meehebben. O God, waarom schreef je niet een brief die een bewijs zou zijn, dat je me nog liefhebt, een brief die van een man zou zijn in plaats van die kinderbrief.
Je schrijft dat je zoo veel voor me overhebt. Je weet heel goed dat ik door jou nog veel minder uitga, en een vacantie heb ik heelemaal niet. Maar als je weet dat ik liever heb dat je niet rookt dan moet je kunnen zeggen: Goed, ik zal het niet doen en niet met die hatelijkheid erbij.
Als jij je zoo thuis voelt, waarom blijf je er dan niet. Tot nu toe beweerde je altijd dat je je thuis ongelukkig voelde. Ik weet niet wat ik daar nu weer van gelooven moet. Je draait zooveel om.
Zoo b.v. van de Zondagmorgen. Ik weet zeker dat als ik vertel hoe het ging, dat je Moeder en Fré het niet idioot vinden. Maar jij hebt het natuurlijk heel anders voorgesteld.
Enfin laat ik over alles ophouden. Vrijdag komen? Neen, natuurlijk kan ik niet komen. Je weet dat ik twijfel aan jouw liefde voor mij. Die twijfel maakt me gek. Ik kan er ‘s nachts niet van slapen en huil er steeds om.
Het spijt me vreeselijk dat ik Vrijdag niet kom. Alleen jij weet, hoe graag ik mee had gegaan, anders had ik er niet als een kind om gehuild. O, hoe kon je me dat aandoen. Me alleen thuis laten. Heb je dan veel voor me over? Hou je dan van me? Ik geloof het niet. Anders had je me wel geantwoord over dat naar Palestina gaan.
Ik wacht op een bewijs van jouw liefde.
Mimi
Hierbij een briefje voor je Moeder.
[Amsterdam woensdag 2 augustus 1933]
[Bob aan Mimi]
Ik moet je in verschillende dingen gelijk geven. B.v. dat naar Palestina gaan. Miempsie je weet donders goed als het werkelijk zou moeten ik met jou overal heen zou gaan. O je weet niet wat het voor mij is dat je twijfelt aan mijn liefde. Ik zou het willen uitschreeuwen dat het wèl zoo is. O meiske het is wèl zoo. Kom in Godsnaam Vrijdag. Anders kom ik. Langer kàn ik niet buiten je. Ik heb er gisteravond om liggen huilen. Dit is voor mijzelf wel het grootste bewijs. Kindje je weet werkelijk niet wat je me aandoet als je niet komt. Toe maak je Bob z’n vacantie goed. Tot nu toe is het voor mij een hel geweest. Hoe ik zoo gek kon zijn om jou thuis te laten weet ik zelf niet. Miempsie ik heb er minstens net zooveel verdriet van als jij. En gewetenswroeging. Dit is wel het ergste wat ik in verband met jou kan hebben. Ik wil je overtuigen dat ik jou en jou alleen liefheb. Kom toch Vrijdag. Je zult mij er heel héél veel mee geven.
Ik hoop dat deze brief je zal bevredigen. Maar wees van één ding overtuigd dat ik alles in het werk zal trachten te stellen om jou gelukkig te maken.
Indien je daarvan overtuigd bent en dat ik jou zielslief heb en niet zonder m’n eigen? meiske kàn, kom dan Vrijdag.
?? Bob
P.S. Schrijf hoe laat je komt per omgaande
Tot zoolang heb ik geen rustig uur.
Je MOET
Was de brief van Maandagavond niets voor je?
Rotterdam [donderdag] 8 Aug ’33
Mijn eigen Lieveling.
Je moet ‘t me maar niet kwalijk nemen, dat ik niet met inkt schrijf. Ik weet niet waar ze is en schrijf daarom met jouw potloodje. Boychen, ik verlang heel erg naar je en nu ben ik pas één dag weg. Nu nog vier dagen Jongen. Kun je ‘t goed stellen alleen. Ga je vanavond in bad en bijtijds naar bed. Ik hoop het zoo. Liefste jij verlangt zeker ook naar mij hè. Jong Manneke, [onleesbaar] je wat en hoe gaat het verder in de zaak? Schrijf je me dat allemaal? Je vergeet toch ‘s avonds niet alles na te kijken, de geyser en de deur en het gas? Ach nee, dat is jou wel toevertrouwd hè.
O schat (vergeef me dat woord) je weet niet hoe ik er naar verlang m’n hoofd op je schouder te leggen en je te zeggen dat ik je zoo erg liefheb. Jongen van me, ik kan je nu wel zeggen dat ik geen spijt heb. Je begrijpt me wel nietwaar?
Vandaag waren Gré en ik naar de Wilgenplas, maar ik had [het] te koud om te zwemmen toen heb ik maar de heele middag gelezen, want als ik dat niet deed, dan moest ik steeds aan je denken en dan verlang ik zoo.
Zeg Boy, toen Nol hoorde dat je gisteravond hier was, was hij kwaad dat ik hem niet wakker had gemaakt, hij had je zoo graag even gezien, lief hè. Je ziet dus wel dat Nol van je houdt.
Morgen gaan we met de kinderen weg. Ik weet nog niet waar naar toe.
Daarnet dronk mijnheer Wolff hier thee en toen zei hij: “Ich habe etwas von Ihnen, darf ich das behalten?” Nou ik vroeg natuurlijk wat het was. Toen was het dat leuke kiekje van mij, van ‘t menu van Martha’s bruiloft. Ik heb ‘t natuurlijk teruggekregen.
Nu lieveling van me, meer nieuws is er niet. In gedachten grabbel ik met m’n handen door je krullebol en geef je een heel innige kus.
Dag Boychen morgenavond schrijf ik weer nogmaals een innige kus van je eigen Meiske
P.S. Van de anderen ook de hartelijke groeten.
P.S. Ik vergat nog te vragen of je wel lekker eet. Lieveling doe me één heel groot genoegen en beantwoord deze brief heel nauwkeurig, ja? Nol wil graag een paar regeltjes bijschrijven.
Lieve Bob.
Ik vind het hier erg leuk. Zondag hebben we met mijnheer Wolff gekano’t.
Ik was kwaad omdat Mimi me niet wakker heeft geroepen toen jij er was, want ik heb je een heele tijd niet gezien.
Heb je het prettig gehad in Amsterdam? Morgen gaan we met Mimi en Gretha mee. Nu moet ik naar bed, nu
Daaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaag
NOL
Ik heb juist inkt gekregen vandaar de met inkt geschreven envelop.
Schrijf je gauw.
Dordrecht [woensdag] 9-8-1933
Lief klein vrouwtje.
Het is op het oogenblik nog voor achten. ‘k Heb zoo juist je brief ontvangen. ‘t Heeft me werkelijk opgekikkerd. Ik stond vanmorgen om 7 uur al uit te kijken naar de post, zoo verlangde ik naar jou. Ik mis je zoo heel erg meiske. Eerst zal ik je brief beantwoorden. Is de stoffeerder behandeld? Gisteravond aan m’n kamer beziggeweest en gebaad. Half elf in bed.
De verkoop is een sof. Ik heb één plat stelletje verkocht met een héél oude trijp. Fijn hè. ‘s Avonds kijk ik alles héél nauwkeurig na. Je kunt gerust zijn hoor huismoedertje. O Miempsie ik ben zoo blij dat je geen spijt hebt. Ik was er ontzettend ongerust over. Ik hoop maar dat je vandaag beter weer treft. Ik gun het je van harte lieveling. Ik vind het erg leuk van Nol dat hij me nog graag even wilde zien. Lieveling doe me een pleizier, koop iets voor me en tracteer dat aan de kinderen. Ben blij dat ik niet Herr Wolff ben, want ik mag alles houden wat ik van je heb. O vrouwtje schrijf je Bob toch gauw terug want hij verlangt heel héél erg naar je. Het vooruitzicht van je brief is al weer een groote troost voor me. Lieveling als je te moe bent, schrijf dan vanavond maar niet meer. Nu nog 4 lange dagen zonder jou en dan heb ik m’n eigen meiske weer in m’n armen. ‘k Beloof je dat ik m’n schade zal inhalen. Dag lieveling van me.
Jouw eigen man
P.S. het eten is goed
Doe allen de groeten.
Nolleman
Het spijt me werkelijk dat ik je niet even heb gezien. Ik wist niet eens dat je daar sliep. Anders had ik je wel even wakker gemaakt. Dat was een bof dat je nog een week mocht blijven hè? Amuseer je maar flink. Doe de groeten voor me aan Zus en But.
Ook jij de groeten van
Bob
Rotterdam [donderdag] 10 Aug ’33
Mijn eigen schattige Jongen.
Ik was dolblij met je brief. Kreeg hem gisteravond laat pas en was niet in een stemming om direct terug te schrijven. Nu wel. Wat fijn lieveling dat je dat stelletje verkocht hebt. Is er gisteren nog iets te doen geweest.
Zeg schat ik heb nu net ‘t gevoel of we getrouwd zijn en ik een dagje op reis [ben], als ik zoo over de zaak spreek; erg prettig vind ik dat. Jij ook?
Heb jij al iets gehoord van Vader en Moeder. Wij kregen een kaart. Jij zeker ook hè?
Mannetje nog drie dagen, dan ben ik weer bij je. Ik verlang zóó naar Zondag. Ik moet eerlijk bekennen dat ik ook naar Vader en Moeder verlang.
Zeg Lieveling van me, deze brief van jou was iets heel bijzonders voor me. Er was weer de ouderwetsch hartelijke toon in van vroeger, alleen veel intiemer. Ik heb ‘m al een keer of vijf overgelezen, zóó hoor ik jouw stem en jouw persoon erin. Nol vond jouw briefje zoo leuk, dat hij vroeg of hij weer een stukje mocht schrijven. Maar hij is nu spelen, dus laat ik ‘t hem maar niet doen.
Lieverd, rook je niet teveel? en blijf je ‘s avonds niet te lang op? Ben je nog zoo onrustig Jong? Denk je dat te kunnen overwinnen, ik hoop het zoo.
Mannie, je schreef dat ik de kinderen wat moest geven van je. Maar Gré en ik vinden het niet noodig. Ze hebben zoo ontzettend veel gesnoept en bovendien gaan we niet meer met ze weg. Spaar je geld, des te gauwer kun je je fiets laten maken hè lieveling.
Je bent blij dat je niet Herr Wolff bent, nu ik ook hoor. Boychen, lieveling van me. Ik hou zoo veel van je, dat weet je natuurlijk al. Maar ik heb zoo’n behoefte om ‘t je nog eens te zeggen.
Jongen, gaat alles goed bij jou, eet je wel voldoende. Zorgt Wim voor koffie en thee voor je?
Nu liefste, ik wil nog even een brief aan je Moeder schrijven en nog een aan Jaantje Huizing. Gré en ik gaan vanmiddag Bijenkorven. Het is toch geen weer om weg te gaan, ondanks jouw goede wensch.
Nu lieveling een innige kus op je krullebol en een heeleboel op je mond van
je vrouwtje.
De groeten van allen.
P.S. Voor de stoffeerder is gezorgd. Dag Boychen schattebout.
Door het bewaard gebleven verlovingskaartje weten we dat ze zich op 24 december 1933 verloofden.