02-05-2012
War
Het is nu geen vermoeidheid, geen zenuwen, het is nu de . Een toestand, zeg dat wel. Geen concentratie is het lastigste. Onder het oppervlak het oude verdriet. Kortom de meidagen. ‘We’ herdenken, ‘we’ vieren feest.
Ik probeer het wel, maar het lukt niet goed. Noem het de meiblues die gelukkig weer overgaat. Dat wel. Ik hoorde iemand over mij vertellen dat ik geen medelijden wil. Dat ik zei: ‘Geen medelijden, ik heb verdriet. Dat is niet zielig.’ Zo is het.
Maar onder het verdriet hurkt verbijstering. Hoe kon dat vreselijke gebeuren. Waarom is niet iedereen geheel van de kaart? Het kleine fotootje van Elleke en Hansje Keizer, een nichtje en een neefje, kleine kinderen, op dezelfde dag in Sobibor vermoord. Maar zelfs als ik de gedichten voorlees die ik er over geschreven heb, is er geen ijskoude storm die het publiek bevriest. Ik worstel in stilte met de radeloze woede dat niemand dit kon voorkomen. En dan een poging tot glimlach, je moet je publiek niet te veel ellende meegeven. Het is al bijna zeventig jaar geleden tenslotte. Ik heb ‘geluk’ gehad. Ik heb het overleefd. Daar moet ik toch blij mee zijn?
Mijn dochter belt met een verhaal over Boaz en Abel en de dingen die de kinderen op het grotemensennieuws hebben opgevangen. Ze vertelt het vlug, want op de achtergrond breken de lieve jongetjes de tent af. Onthouden? Zinnen in mijn hoofd herhalen tot ik ze op kan schrijven? Er drijven woorden in de mist. Ik besluit mijn dochter op te bellen en haar te vragen het verhaal te herhalen. Niet dat ik dan nu een pen en een papier bij de hand heb. O, sukkel.
Dochterlief is kortaf. ‘Mam ik bel jóu omdat ík geen tijd heb om het op te schrijven.’ Moeder blijkt een opschrijfboekje te zijn. Hm.
Ze zei: ‘Hoe vertel je een zesjarige over de holocaust?’ Ze moest even het nieuws kijken. ‘Jongens even stil.’ En toen kwam er iets over joden en dood, waardoor Boaz vroeg: ‘Wie is er dood?’
Vervolgde joden, die herdenken we met Pesach. We zijn geen slaven meer in Egypte. Oude verhalen van lang geleden. De tocht door de woestijn. De farao. Daar is een voorleesboek van gemaakt, de hagada. Hitler. Over hem is nog geen voorleesboek voor kleine kinderen.
Janine vertelt iets vaags over lang geleden en gemene mensen die de joden vermoordden.
‘Was je daar bij, Mamma?’
Als zij met ‘nee’ antwoordt, weet Boaz het heel goed. ‘Toen liep jij door de woestijn, hè mamma?’
Veertig jaar woestijn. Van 1942 tot 2012, zeventig jaar, noem het woestijn. Heel goed Boaz. Zo was het.