M. is verliefd. Dat heb je met het voorjaar. Ben ik jaloers? Nee, niet echt, nee. Liever zeg ik het zoals Boaz zou zeggen: ‘Echt niet.’ Want mijn competitie heeft veren. M. is op de ooievaar, de trotse moeder van een tweeling, (tenminste dat roept ze van boven), op de koolmees die in een nest ligt met veel fluf en veel eieren, op de lepelaar die met waaiende veren een nest op de grond heeft met duizenden vogels eromheen. En dan die webcams overal. Je zal maar veren hebben en geen enkele privacy. Werkt mijn vrouwtje nog wel? Ik vraag het mij af. Ze kan uren zitten dromen voor haar computer met haar nestelende vriendinnen. En bij elk hoogtepunt kijk ik mee. Maar ik zie niet wat zij ziet. Vogels, ja, vogels. Wat waaiende veren, goh mevrouw wat is uw snavel lang, is dat uw man nu? Wat lijken jullie op elkaar. Maar M. is in de wolken. Alsof ze zelf die eitjes moet uitbroeden.
Hier voor het huis in de groene gracht dreven ook een paar eenden met wel tien jongen. Tien boeletjes zoals M. ze noemt. “Kijk, schattig hè “, zegt ze, “tien nu nog”, en droef erachteraan, “ze mag blij zijn als ze er drie overhoudt.” En jawel, de volgende dag vaart mevrouw eend voorbij zonder man en met maar vijf kinderen. Zou ze gescheiden zijn? En heeft hij die andere vijf? Heeft hij die donkere boeletjes? En waren die wel van hem?
Natuur, het is niet echt aan mij besteed. Als we in de auto rijden ziet M. elke snotgans, elke splecht, stutter en roofklover, en zij wijst. “Kijk”, en dan komt er weer zo’n onbekend gevleugeld woord. Ik daarentegen zeg dan maar “duif”, en wijs de andere kant op. Barbaar, dat ben ik. Maar ik kijk wel naar de grond. Ik zie de mosjes en de kleine grasjes en van boterbloemen kan ik tranen in mijn ogen krijgen. Maar als je rijdt zie je geen gras. Ik probeer het, maar het suist voorbij. Net als die vogels die ik nooit in het vizier krijg. M. maar roepen, maar voor ik gefocust ben, zijn we al drie graslanden verder. Ooit heb ik het voornemen gehad alle grassoorten uit mijn hoofd te leren. Maar na het raaigras ontdekte ik dat het ongeveer achtduizend soorten waren. Te veel voor een eenvoudig mens. Was ik maar een koe. Liliopsida, van internet, is geloof ik ook een grassoort. Mooi woord, hè? Kijk, dat vind ik dus leuk. Glanshaver. Vooruit, nog één. Op mijn wandelingen wilde ik elk sprietje kennen. Maar ja, zoals ik de gevleugelden maar onder het kopje duif inschaal zo is gras gras. Groen is mijn lievelingskleur. Gras en mos, ik houd er woordloos van. Je kan niet alles hebben.
* De website voor de vogels = www.beleefdelente.nl