Opeens begrijp ik het. Dat van vrouwen en tassen. Dat was alles wat we ooit hadden. Een . Geengrond, geen huis, geen rechten, maar ze lieten ons de . Je kon weggestuurd worden, berooid achtergelaten, maar die waardeloze mocht je houden. Zoals Rozette zegt: Sommige vrouwen houden zich aan die vast in de tram als aan een reddingsboei. En dat was het natuurlijk ook.
Die was ons huis, onze stad, ons land. Ons enig eigendom. Er moest ook iets eetbaars in zitten. Je arme kindertjes konden verhongeren. Liever geen bedelnap. Dus er moest minstens een bord en wat bestek in passen. De kleine centjes die je stiekem op het huishoudgeld beknibbelde en gespaard had zaten in een geheim zijvakje.
Geen wonder dus dat oude vrouwtjes met hun je meppen als ze in de knel komen. Een stok hadden we ook niet en geen hond om te slaan. We hadden als de nood hoog was een takkenbos op de rug. En in de rechter- of linkerhand dat eeuwige je natuurlijk.
Die naar de grond gebogen takkenboshouding is de mijne als ik spit heb. Dan kan ik snakken naar zo’n takkenbos, dan heeft die knakrug een doel tenslotte.
Van jongs af aan is het mijn streven geweest om zoveel mogelijk in een onschuldig je te proppen. Reserve-onderbroek, tekenboek om altijd en overal te kunnen werken, zakdoekjes om bij het verdwalen te kunnen wenen, geld, een mes om spruitjes mee te stelen, make-up om er ondanks alles nog uit te zien, want ook er zielig uitzien is gevaarlijk.
Dit inzicht doet mij goed. En het helpt me de vele senwinkels te doorgronden. En de hebberige behoefte van vrouwen om meer dan één te bezitten. Een kamer voor je zelf. Een voor alle omstandigheden. Zoals ik mannen ken die tangetjes die overal goed voor zijn in tigvoud wensen te hebben, tot aan kelders vol. Te gebruiken meestal om dingen te veranderen die al goed zijn.
Nu begrijp ik ook waarom ik zoveel houd van de schrijfster van Harry Potter, J.K. Rowling. Als de kinderen op de vlucht zijn, bevat Hermione’s tover ook woonruimte. Een bibliotheek. En kooktoestellen. De wereld in dat kleine je.
Geen wonder dus dat mannen dat niet nodig hebben. Zij bezitten. Het huis, de auto en het land. Verder passen al hun paperassen in hun binnenzakken. De paspoorten en alle bewijzen van bezit.
Ik kan het soms niet geloven dat M. en ik de bezitters van ons huis zijn. En dat de auto op mijn naam staat. Ik kan dat opzoeken in mijn . Het is echt waar.
Mijn moeder heeft het nog meegemaakt dat tot in de jaren vijftig vrouwen niet handelingsbekwaam werden geacht. Veracht zal je bedoelen. Nog moeten we knokken voor onze rechten. Nog altijd. Maar onze tassen en tasjes hingen als zwaarden aan onze zijde.
En mijn nieuwe bruine leren is een stralende schat. Je kan er nu mijn zelfbewuste, trotse zelfstandigheid aan aflezen.